een zeehond ziek. Vooral ooginfecties en longworminfec-
ties waren een probleem en in zulke gevallen mochten de
Texelse dierenartsen opdraven. Op enig moment werd
het project beëindigd en verdwenen de zeehonden. Het
Texels Museum, later Natuurrecreatiecentrum en nu al
jaren Ecomare, deed al aan de opvang van aangespoelde
zeehonden voor ook maar iemand van Lenie 't Hart had
gehoord. Toen het museum verhuisde naar het slag bij
Paal 17, waar het later de huidige naam Ecomare kreeg,
werd de opvang-accommodatie voor de "huilers", de
jonge zeehonden, sterk verbeterd. De opgevangen die
ren, zowel gewone zeehonden als grijze zeehonden leden
vaak aan dezelfde aandoeningen als die bij het R.I.N.:
longproblemen en oogaandoeningen. Alleen was de con
ditie van de huilers meestal een stuk slechter en hadden
ze daarnaast vaak behoorlijk ernstige verwondingen.
Vooral in het geboorteseizoen (zomermaanden) kwamen
de dierenartsen veel bij Ecomare voor een zieke zeehond.
In 1988 was er een dramatische ontwikkeling. Er stierven
opeens heel veel zeehonden in het Waddenzeegebied en
de oorzaak bleek een aan hondenziekte verwant virus,
het Phocine distemper virus. Ongeveer 60% van de wilde
zeehonden stierf. Dierenarts-viruloog Ab Osterhaus van
het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam ging zich
samen met Lenie 't Hart van het zeehondencentrum in
Pieterburen intensief bemoeien met deze problematiek.
Osterhaus ontdekte om welk virus het ging en ontwik
kelde een vaccin. Besloten werd om het vaccin te testen
op een groep zeehonden van Ecomare. Dat gebeurde in
de winterperiode in het openluchtewembad De
Molenkoog in Den Burg. Een geselecteerde groep van 10
zeehonden werd in het met zeewater gevulde diepe bad
gehuisvest. 7 dieren zouden gevaccineerd worden en 3
niet. Alle dieren zouden 14 dagen na de enting besmet
worden met virulent (=besmettelijk en ziekmakend) virus
en zo zou de effectiviteit van de entstof kunnen worden
vastgesteld. Men keek of de dieren na de besmetting ziek
werden en daarnaast was er een controle door bloedon
derzoek. En zo gebeurde het. Klinkers vroeg aan
Osterhaus wat de risico's waren voor de 3 ongeënte die
ren. Ab Osterhaus haalde z'n schouders op. Ze zouden
hooguit een beetje grieperig worden, een vieze neus en
vieze ogen krijgen, en daarna weer opknappen. Gezien
de heftige ziekteverschijnselen in de natuur en het hoge
sterftepercentage had Klinkers grote twijfels over deze
voorspelling. En terecht. Na het besmetten van de 10
proefdieren gingen de 7 geënte exemplaren vrolijk spet
terend verder met hun leven. De 3 anderen werden niet
eens ziek. Binnen twee dagen waren ze gewoon dood.
Osterhaus vond het allemaal niet zo erg. Alles in het be
lang van De Wetenschap.
1988 van links naar rechts Henk Brugge, Wiebe Sytsma, Nienke Bloksma, Jaap Klinkers aan de rand van het zeehondenbassin
van Ecomare. (Nieuwsblad van het Noorden, foto Sjors Visscher.)
20
Historische Vereniging Texel
Nummer 114, maart 2015