bassadeur voor het eiland gebleven. De 70 tekeningen in
de collecties van de gemeente Assen en het
Drents Museum zijn de restanten van deze bescheiden
oorlogsgeschiedenis.
Een halve eeuw na de bevrijding kreeg Assen die teke
ningen terug. 'Gemeente Texel brengt kunstverzameling te
rug naar de bron. Assen krijgt prenten van Texeler dwangar
beider' kopte het Dagblad van het Noorden op 10 mei
1995. Een belangstellende burgemeester Van As, geflan
keerd door haar wethouders, buigt zich voor de foto
graaf over de nieuwe aanwinst. Nog steeds hangen de
kunstwerkjes achter de schermen op de gangen van het
Asser stadhuis. Geen spoor van strijd. Verstild Balloo in
sepia. Bij nader inzien misschien toch wel wat ironisch
Egbert Brink
Bijlage
Heden, den zeven en twintigsten october 1900 vijf en
veertig, heb ik Jan Strijker, Hulp rechercheur bij den po-
litieken opsporingsdienst te Assen tevens onbezoldigd
Rijksveldwachter en Harm Sterken, Hulprechercheur bij
den Politieke opsporingsdienst te Assen, in opdracht van
mijn commandant en naar aanleiding van een schrijven
van den Politieke opsporingsdienst te Texel, verhoord
een Persoon die opgaf te zijn genaamd:
RIANNE TOJA DE MEIJERE
'Ik woonde voor 25 december 1944 op Texel alwaar mijn
man op 12 november 1944 op transport is gesteld naar
Assen om daar bij de O.T. te werken. Voordien maakte
hij teekeningen en schilderstukken in de duinen van
Texel, waarvoor hij een 'Ausweis' had gekregen, doch
heeft die niet gekregen door middel van een of andere
Duitscher. Er waren nog meer die in bezit van een zelfde
'Ausweis'. Wel kwamen er Duitschers bij ons in huis,
doch dat kwam dan die daar ook aan het strand wa
ren en er zoodoende wel eens kwamen aanloopen, om de
fietspomp te leenen of wat te vragen daar wij daar woon
den. Ik noch mijn man gingen verder met de Duitschers
om, ook ken ik hen niet en weet niet welke Duitschers
het zijn op de foto, die U mij toont. Wel ben ik gereisd
met de trein van Alkmaar naar Den Helder en heb toen
met andere aanwezigen in de coupé over mijn man zijn
zaak gesproken, maar niet over politiek. Ik heb toen mijn
adres ook opgegeven. De naam M. Carol is mij onbekend
en heb er ook nooit van gehoord. Ik ben niet bevriend ge
weest met de ex-Burgemeester van Texel. Twee keer is hij
bij ons thuis geweest, om een teekening of schilderstuk te
koopen. Wij zijn van plan over veertien dagen naar Texel
terug te keeren'.
ADRIANUS DIRK BLOK VAN DER VELDEN
'Ik ben lid van de N.S.B. geweest van 1931 tot 1934. In
1934 heb ik voor die beweging bedankt, omdat ik er geen
sympathie meer voor had. Wel ben ik in 1942 of 1943 toe-
getreden als lid van de Kulturkammer, teneinde mijn be
roep te kunnen voorteetten.
Tot mijn huwelijk in 1938 heb ik bij mijn ouders te
Dordrecht gewoond en ben daarna met mijn vrouw tot
maart 1939 in Frankrijk te Nice vertoefd. Na mijn terug
keer van Frankrijk heb ik nog een maand bij mijn ouders
te Dordrecht geweest en heb daarna eenige maanden op
het eiland Texel gewoond. In october 1939 heb ik mijn in
trek genomen in het gebouw van de Dordrechtsche
Teekenschool Pictura aan de Voorstraat te Dordrecht, al
waar ik tot kort voor mei 1940 heb gewoond. Hierop ben
ik weer naar Texel gegaan en na een paar weken in een
zomerhuisje te hebben gewoond, heb ik een leegstaande
boerderij gehuurd, adres Texel K. 98. Daar heb ik ge
woond tot mei 1944 en daarna tot omstreeks November
1944 op adres H 9s. Op 11 November 1944 werd op het
eiland afgekondigd, dat alle mannen van 17 tot 35 jaar,
die geen lid waren van de N.S.B. zich moesten melden bij
de Duitschers te Den Burg. Dit was een maatregel om
alle mannen, die als staatsgevaarlijk werden beschouwd
van het eiland weg te voeren. Om mij te melden ge
voelde ik niet veel en ben toen ondergedoken. Ik heb mij
een week schuilgehouden in een schuur van den heer
Jonker, Rozendijk te Texel, terwijl ik ook in de bosschen
mij heb schuilgehouden. Na een week heb ik mij toch ge
meld, omdat er bekend was gemaakt, dat er strenge
maatregelen tegen de familie zou worden ondernomen
indien de betrokkene zich niet meldde. Via Harlingen en
Leeuwarden zijn wij toen naar Assen vervoerd en onder
gebracht in de Visschersschool. In Assen moesten wij in
de hei aan versterkingswerken arbeiden en wel voorna
melijk tankgrachten aanleggen. Wij waren daar in dienst
van de organisatie Todt. Na eenige dagen werden wij in
de gelegenheid gesteld een pension te zoeken en heb ik
kamers gekregen op het adres Groningerstraat 7 te
Assen. Nadat ik ongeveer veertien dagen in de hei had
gewerkt, heb ik lichte werkzaamheden gekregen, zoo
genaamde binnendienst, omdat ik zweren en etterblaren
op mijn lichaam heb gekregen. Omstreeks Kerstmis 1944
kreeg ik ziekteverlof omdat ik zogenaamd griep had ge
kregen. Hoewel ik in mijn kosthuis eigenlijk bed moest
houden, kwam ik voornamelijk des avonds toch buiten.
Ik heb toen kennis gekregen aan den heer Stijkels, wo
nende Suikerstraat I te Assen. Dit was een zwarte hande
laar, die kennis had aan den Oberarts van de O.T.ge
naamd Clemen, aan wien hij nogal eens het een en ander
verkocht en wel voornamelijk sterken drank. Deze
Stijkels vertelde mij te kunnen helpen aan een afceu-
ringsbewijs, om zodoende van de werkzaamheden bij de
O.T. af te komen. Hiervoor moest hij echter een bedrag
van duizend gulden hebben. Na eenig overleg heb ik
Stijkels dit bedrag gegeven, waarop deze in overleg is ge
treden met genoemden arts, die mij toen op 4 Januari
1945, na mij onderzocht te hebben, een a&euringsbewijs
verstrekte, waarop stond vermeld, dat ik nierlijder was.
Tot deze conclusie was hij gekomen na onderzoek van
16
Historische Vereniging Texel
Nummer 114, maart 2015