Extra openingstijden van het Gemeente-archief in 2014 'Nee hoor, visserstruien werden hier helemaal niet gedragen!' Cocksdorp lagen, was de expeditie volbracht. Het over- brengen naar het Museum leverde, behalve de opgetrok- ken neuzen van de Cocksdorpers, geen moeilijkheden meer op. Gerrit Jan de Haan Dit artikel verscheen eerder in Texel het Vogelparadijs, 3e jaargang nummer 1, uitgegeven door de VW "Texel" in februari 1952. Iedere eerste donderdagmiddag van de maand, van 14 tot 16 uur, is de archiefbewaarplaats van de Gemeente Texel speciaal voor leden van de Historische Vereniging Texel extra geopend. Dit jaar is dat op 2 januari, 6 februari, 6 maart, 3 april, 1 mei, 5 juni, 3 juli, 7 augustus, 4 September, 2 oktober, 6 november en 4 december. In talloze vissersplaatsen langs de Noordzeekust, de Waddenkust en de voormalige Zuiderzeekust kreeg ik dat antwoord op mijn vraag of er in de periode tussen globaal 1880 en 1945 door de plaatselijke vissers truien werden gedragen en of men foto's uit die tijd had waarop de truien zichtbaar waren. Zo reageerde men ook op Texel, waar zowel de Historische Vereniging als Museum Kaap Skil in Oudeschild de vraag kregen voorgelegd. In juli 2012 belde Forte Uitgevers of ik me weer wilde verdiepen in de visserstruien, waar ik goed mee bekend was, omdat ik als textielredacteur bij een andere uitgever in 1983 het tot dan enige boek over Nederlandse vissers truien van Henriette van der Klift had begeleid. Dat boek was al vijfentwintig jaar niet meer verkrijgbaar en een heel nieuwe generatie bleek al niets meer over vissers truien te weten. Tijd voor een nieuw boek en naar mijn mening eigenlijk ook hoog tijd voor nieuw en uitgebrei- der onderzoek, omdat snel duidelijk werd dat dit bijzon- dere erfgoed, dat door al die anonieme meisjes en vrouwen met groot vakmanschap was gebreid, voor al- tijd verloren zou gaan als er nu niet iets mee gedaan werd. De generatie die de visserstruien nog gemaakt en gedragen heeft, is al zo goed als uitgestorven. Tijdens het onderzoek kwam helder naar voren dat de Nederlandse visserstruien een voortvloeisel waren van de ontwikkelingen in de visserij in de tweede helft van de negentiende eeuw en de leefomstandigheden van de vissers en hun families. Daarom hebben ook deze aspec- ten en de bijbehorende verhalen een belangrijke rol in het boek gekregen. Visserstruien Visserstruien waren gebreid van wollen sajet - gespon- nen van de korte vezels van het Texelse schaap - en had- den motieven die uitsluitend opgebouwd waren uit variaties van recht, averecht en kabels. Doorgaans waren de truien zwart, grijs, diverse tinten blauw - van koren- blauw tot marine en alles wat daartussen zit - of naturel. In verschillende streken had men een voorkeur voor een specifieke kleur. Zo hield men rondom de Zuiderzee van korenblauw en droeg men op de Zuid-Hollandse eilan- den graag Nassaus blauw, een kleur die naar paars neigde, omdat er door de blauwe wol rode vezeltjes waren meegesponnen, terwijl men die kleur elders maar niks vond. De gebruikte motieven hadden een eigen be- tekenis en waren ontleend aan de visserij, de zee, het strand, het weer en de directe leefomgeving. Alle truien, ook die met dezelfde motieven, werden door de indivi- duele breisters (moeders, vrouwen, dochters en zusters) anders gebreid, waardoor de variatie enorm was. Toen werden de visserstruien beschouwd als simpel werkgoed waar verder geen aandacht aan werd besteed. Ze werden volledig opgedragen; versteld en gestopt en doorgaans eindigend als dekzwabber. De meeste vissers hadden maar een trui die dag en nacht aan boord gedragen werd en vaak wel een pronktrui die op zondag aan de wal werd aangetrokken. Was de werktrui helemaal op, dan werd de pronktrui automatisch werktrui. De patronen en motieven zijn in die tijd nooit beschreven omdat de vrou wen die uit hun hoofd breiden. Er zijn nog maar heel weinig visserstruien in enkele musea bewaard, die bo- vendien van recentere datum zijn. Omdat men nauwe- lijks aandacht aan hygiene besteedde, 'vergroeide' de trui en de onderliggende kleding met de huid en moes- ten vissers als ze in het ziekenhuis terecht kwamen soms wel twee dagen in olie geweekt worden om de kleding los te maken. Werden ze daarna schoongemaakt, dan overleden ze meestal binnen drie dagen, omdat de huid geen enkele weerstand meer had. In veel Nederlandse vissersplaatsen waar nog onbekende truien zijn gevonden, was men zich niet of nauwelijks meer bewust van het feit dat hun vissers, maar ook an dere zeelieden als redders, badmeesters en bemanningen van veerdiensten, in die tijd in zelfgebreide truien werk- ten - een gewoonte die door contacten met Engelse en Schotse vissers was overgenomen na de opheffing van het kaakverbod (haring kaken) op voile zee in 1857 en de komst van de logger in 1870 -, maar bleken die wel dege- lijk te hebben bestaan. 22 Historische Vereniging Texel Nummer 109, december 2013

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2013 | | pagina 24