1937 10 juli Orka Noorzeestrand - paal 16 Van Deinse: De heer H.J.A. Kraai, Den Burg, Texel, melde dat op 10 juli 1937 een 5 m lange orka in zeer slechten staat aankwam aan het Noordzeestrand van Texel bij paal 16. Van de 4 x 12 tanden umren de meeste verdwenen. In het museum Den Burg wordt een afgesleten tand bewaard. Dr. G.C.A. Junge heeft vanwege het Leidsche museum dit dier bezocht en voor een foto gezorgd. De schedel kwam in het Zoologisch Mu seum te Amsterdam, terwijl de rest begraven werd op 16 juli bij paal 17. 1942 16 november Butskop NieuweSchild Deze ruim vier meter lange Butskop strandde op de waddenzeedijk bij NieuweSchild. Het dier lag tussen de resten van een verongelukt Engels oorlogsvliegtuig. Dat maakte de berging moeilijk. Desondanks kon het dier toch worden ontleed. Volgens de Texelse Courant werd de speklaag door diverse mensen los gesneden. Een schilder zou er traan voor zijn verf uit gaan koken, een ander zou proberen er zeep van te fabriceren. De totale opbrengst zou 60 tot 70 liter traan zijn. Herman van der Horst, destijds directeur van het Texels Museum, vond een dag na de stranding een onttakeld kadaver. Hij heeft nog wel een afgietsel van de kop ge- maakt. Later is dat verloren gegaan. Jan en Teun Duinker (NieuweSchild) vertelden eind vorige eeuw aan Adrie: "We hadde een walvis an diek. Vader heb't spek erafhaalt en smolte. Wee wasse nog jonge jongens. We hebben er van alles en nagwat mee deen". 1944 3 januari Dwergvinvis Noordzeestrand Mogelijk was dit dier een zeemijnslachtoffer. Ondanks het feit dat het strand verboden terrein was werd ook deze walvis benut. Het vlees en het spek werd gegeten door Georgiers en de Texelse zeehondenjager Jan Zwan. De meeste Texelaars wilden het vlees beslist niet eten. Toen een paar mensen het gegeten hadden zonder te weten wat het was, wilden ze niet geloven dat het wal- visvlees was. Van dit dier is niets bewaard gebleven. Volgens van Deinse ging het om een 7 meter lang dier. De heer J. Boeschoten uit Den Burg had de dwergvinvis gevonden. "Tal van baleinen zijn geroofd; een fraai voor- beeld ervan ontving ik van Boeschoten. Kleur wit, rood aangeloopen, met witte haren". De bovenkaak was door van Boeschoten in de duinen begraven om te bewaren voor Leiden. De rest van het skelet ging verloren. 1947 16 juli 2 Spitssnuitdolfijnen Noordzeestrand Dit waren de eerste grotere walvissen (circa 5 meter) voor Gerrit de Haan, die in die tijd directeur van het Texels Museum was. Hij had het vak geleerd van zijn voorganger Herman van der Horst, bij het verwerken van kleinere dolfijnen. Een spitssnuit ging naar's Rijks Museum van Natuurlijke Historie (nu Naturalis) in Lei den, het andere eiste Gerrit de Haan op voor het Texels Museum. Hij graaide met blote handen in de stinkende blubber, op zoek naar de bekkenbeentjes. De botten wer- den bij het museum in het bos uitgekookt in grote waske- tels op een ringvormige gasbrander. Daarna werden ze bij de mieren begraven. De juiste techniek van het con- serveren van de botten was in die tijd wellicht nog niet goed bekend. De botten van dit dier werden in ieder geval veel te bros. Volgens Johan Reydon kan ook het feit dat dit skelet jarenlang buiten stond opgesteld de oor- zaak zijn van de slechte staat waarin het nu verkeert. 1950 november Dwergvinvis Vliehors Het skelet van dit kadaver werd geborgen voor de collec- tie van het Texels Museum. Gerrit de Haan deed zelf ver- slag in de Texelse Courant. Ook dit skelet stond buiten opgesteld, eerst op een weilandje naast het museum in het bos, en na de verhuizing in 1974 tegen de muur van het nieuwe gebouw. Tijdens een zware storm is het skelet op de grond gevallen en daarbij voor een deel onherstel- baar beschadigd. De wervelkolom met schedel hangt nu in het restaurant van Ecomare. Het volledige verslag van de berging staat apart in dit blad. 1953 8juliPotvis Noordzeestrand Souwie Duinker mocht eerst niet naar de potvis van haar vader, die strandvonder was, omdat ze daarvoor te klein zou zijn. Ze rende huilend naast de rijdende trekker waarmee haar vader naar het strand zou gaan. Toen is ze opgetild, ze mocht toch mee. De Texelaars hadden bij deze stranding grote commerciele verwachtingen. Zo'n potvis zou de kostbare spermaceti bevatten, en mogelijk ook amber. Het kadaver bevatte geen van beide. Sperma ceti zit in de kop van een potvis, en die ontbrak bij dit ka daver, op de onderkaak na. Maar een op de honderd potvissen heeft amber in zijn darmen, en deze dus niet. Ook van dit kadaver gingen de botten naar het Texels Museum. Gerrit de Haan en A.B. van Deinse (walvisdeskundige) 16 Historische Vereniging Texel Nummer 109, december 2013

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2013 | | pagina 18