Walvisstrandingen in de omgeving van Texel
fl
■HHHI
9HnHHi
Gestrande walvissen maken veel indruk op mensen. Dat is altijd zo geweest, in alle culturen en tijden. De dood van zo'n groot,
machtig monster, de nieuwsgierigheid naar ongewone wezens uit de diepten van de zee, de ongelofelijke stank en de mogelijk grote
materiele waarde van een walviskadaver zijn daar oorzaken van. In de Middeleeuwen was het imago van een walvis dat van een
onbegrepen zeemonster en een blijk van de macht van God. Het machteloos aanspoelen van zo'n enorm beest was een slecht voorte-
ken, en een vermaning om deugdzaam te leven. Toen in de 17e eeuw de walvisvaart opkwam werd de walvis een commercieel ob
ject, een leverancier van traan, balein en andere waardevolle grondstoffen. Vanafde 19e eeuw nam in Europa de wetenschappelijke
belangstelling voor de natuur en dus ook voor walvissen, toe. In de 20e eeuw, toen vele soorten walvissen door overbejaging we-
reldwijd achteruit gingen, kwam het beeld op van de walvis als een hulpeloze reuzenknuffel, of een heilig wezen dat ons herinnert
aan defouten die de mensheid maakt in de omgang met de natuur. Al deze imago's bestaan nog steeds, door elkaar. Het gedrag
van mensen bij een walvisstranding wordt er merkbaar door beinvloed. Door de mengelmoes van tegenstrijdige imago's en emoties
lijkt het er op dat iedereen een beetje gek wordt als er een walvis is aangespoeld.
Aan de wijze waarop de Texelaars omgingen met ge
strande walvissen zijn de verschillende walvis-imago's
herkenbaar. Vanaf de eerst bekende melding in de 18e
eeuw tot in de Tweede Wereldoorlog was de commerci-
ele belangstelling overheersend. In de 20e eeuw kwam de
wetenschappelijke nieuwsgierigheid naar voren, te mer-
ken aan acties om delen van de walvis te behouden en
het kadaver te onderzoeken. En in deze jonge eeuw is het
beeld van de reuzenknuffel herkenbaar, te zien aan red-
dingspogingen en emotionele reaches van het publiek
daarbij. Vreemd genoeg is ook een hedendaagse versie
van het oeroude walvis-imago als slecht voorteken uit de
Middeleeuwen aanwijsbaar.
Hierna volgt een opsomming van de op Texel, Vlieland
en in de omgeving van deze eilanden gestrande grotere
walvissen. Wat we hebben gevonden aan gegevens over
wat ermee gebeurde, staat erbij vermeld.
JAERBOEKEN, Mam, i76t. 253
'S LANDS ZEGEN EN ONHEILEN.
s Elyk men, in vorigjt tvderr meermalen's Lmot
KJ een zeker foort van Vlflchen welk door q*
duidelyke kenmerken van de Walviflchen on- ^ILENj
derfcheiden is', hoewel zy daer van in geftai
re en grootte met vee] verfchillen wordende
gemeenlyk Cacbelottcn of Kazilotten genoemd,
aen de Nederlandfche Kuften heefc zien aen-
fpoelen is zulks, echter, nooit in grnotet
meenigte gefchied dan gednurende dezen
Winter. De eerfte waer van men berichc
kreeg, zagmen, in't begin van Wintermaeiid
des nu afgeloopen jaers aen 't Eijerlandj, een
gedeelte van't Eiland Teflel. Hy hade de
langte van drieenvyftig en een halven de
hoogte van zeftien, en de breedce van veer-
tien voeten. Men heefc 'er veertigkwarceelen
Spek van gehieldf, die Vyfentwintigkwarteeieji
■Traen uitgefeverd hebbenwaer van elkkwir-
teel verkogr is voor vierenvyftig en zesenvyT-
tig Guldens. Uit de Herflenen in den Kop
zvn tuflchen de zeven en "acht oxhoofden
Sperma Ceti gekomen, die te zamen omtrent
zevenhonderd Guldens opgebragt hebben.
1761 december Potvis Eijerland
De eerste tot nu toe bekende aangespoelde walvis op
Texel was een potvis van ruim 18 meter lang. Er zijn geen
afbeeldingen van deze potvis. Wei werd er over geschre-
ven in kranten en in jaarboeken. De potvis had 52 pols-
dikke tanden in zijn onderkaak. Na het afspekken bleven
er 40 kwartelen spek over. Na verwerking in een traanko-
kerij was de opbrengst ongeveer 5800 liter (25 kwartelen).
De kwartelen brachten tussen de 54 en 56 gulden op, to-
taal 1380 gulden. Uit de kop haalden ze 7 a 8 okshoofden
walschot/spermaceti. Dat bracht nog 700 gulden op. Niet
bekend is wat er met het skelet en de tanden is gebeurd.
Nederlandsche Jaerboeken, maert 1762, 253
1762 18 januari 3 Potvissen Vlieland - Oostwal
In deze periode zwom er een grote groep potvissen door
de Noordzee. Van deze groep zijn er zeker negen op de
Nederlandse kust gestrand. Van de drie potvissen op
Vlieland is niets bekend. Alleen dat de zakenman
Thomas zur Miihlen de producten van een potvis zou
hebben opgekocht. In de media werd wel geklaagd dat
de kabeljauw en andere vissoorten zo duur waren in de
winter van 1761/1762. De oorzaak werd gezocht in de
Nummer 109, december 2013
hoeveelheid potvissen in de Noordzee die alle vis zou-
den opvreten. Het waren Vischvraatige Kazilotten, Die den
hollen balg [maag] daar mede vulden.
Begin maart zag men op zee nog een groep van dertien
potvissen.
1763 30 juni Potvis De Hors
Strandjutter Jacob Dekker ontdekte op 30 juni 1763 het 58
voet (ruim 18 meter) grote dier op de Hors. Het lag onge
veer anderhalf uur gaans zuidwestelijk van Den Hoorn
op de buitenkant van de zandplaat. Er was gelijk veel be
langstelling voor de potvis. Van deze potvis bestaat een
fraaie afbeelding, waaruit blijkt dat het om een vers dier
ging, en dat men ook in deze tijd uitstapjes per koets
maakte om het beest te zien. Op 3 juli was het topdrukte
rond de potvis. Er zouden meer dan honderd wagens en
rijtuigen naar de Hors zijn gereden. Van Den Helder en
omstreken kwamen er zelfs bootjes met nieuwsgierigen.
De potvis werd ontleed onder leiding van oud-comman-
deur ter walvisvaart Meijndert Cornelisz Meijnkom. Hij
nam zijn eigen flensmessen mee. Omdat het midden in
de zomer was en de spek dan gauw bederft, werd dit zo
snel mogelijk naar de Oostzaan gebracht. Bij de traanko-
Historische Vereniging Texel
13
I
5WW