Daar komen ze!
8
Historische Vereniging Texel
Nummer 106, maart 2013
7 mei
"Daar komen ze, daar komen ze"!
Zo ging't van mond tot mond.
Mijn vrouw Net zo de was de was,
Die op een vuurpot stond.
Zij rende naar de haven toe,
Als u en iedereen.
Een rood-wit-blauwstrik op haar borst,
Oranje er om heen.
Maar toen zij op de haven kwam,
(De adem in haar keel)
Was er geen Canadees te zien,
Wat keek mijn vrouwtje scheel.
8 mei
"Daar komen ze, daar komen ze"!
Klonk het weer langs de dijk.
En oud en jong en recht en krom
Liep dadelijk te kijk.
Mijn vrouw, die toch maar weer de was
Ter hand genomen had,
Liet haar toen nog eens in de steek,
Och, wie verwijt haar dat?
Zij wilde, net als u en ik,
Graag bij de aankomst zijn.
Maar't was alweer hetzelfde lied,
Met dito het refrein.
Zij ging naar huis, maar ach de was,
Die was inmiddels koud.
Zo bleef de was nog een dag staan,
Want manlief had geen hout.
9 mei
"Daar komen ze, daar komen ze"!
Zo klonk het weer in koor.
Mijn vrouw deed op dat ogenblik
Juist weer haar wasschort voor.
Zij gooide het direct aan kant
En holde toen meteen,
Met Kees en Piet en Jans en Griet,
Fluks naar de haven heen.
Helaas, het was alweer voor niets,
En's middags evenzo.
Mijn vrouw was nijdig en zei boos:
"Ik geef de boel cadeau".
10 mei
Het wordt vervelend, lezersschaar,
Vervelend was het ook.
De mannen waren obstinaat,
De vrouwen van de kook.
De pret ging er bij alien af,
Maar ik zei: "vrouw houd moed",
En gaf haar toen een dikke zoen,
Spontaan, zo op haar snoet.
11 mei
Maar toen toen brak de VRIJDAG aan.
En hoort, de boot, die FLOOT!
Mijn vrouw liet weer de tobbe staan
En liep zich bijna dood.
Gelukkig was het nu geen sof,
Nee, het was kolossaal!!
Want daar stond Luitenant De Vries,
Met onzen Siem de Waal.
Het was gejuich aan alle kant.
Een ieder, die was blij.
Maar...de bevrijders, lang verwacht,
Waren er nog niet bij.
12 mei
Weer rende bij de aankomst der boot
Elk naar de haven toe.
Ik ging ook mee, maar zuchtende,
En stil zei ik: "aboe".
Weer keerden we naar huis terug,
Gedesillusioneerd.
Mijn vrouw viel op een stoel en zei:
"Dat was de laatste keer."
13 mei
Nu ging er helemaal geen boot,
Daar was het Zondag voor.
Mijn vrouw zei: "morgen ga ik echt
De hele was doen, hoor".
Daarmee had ik me al verzoend,
(het dient gememoreerd)
Ik had m'n hemd en broekie reeds
Des avonds omgekeerd.
14 mei
En nu de was werd nog een keer
Door vrouwlief uitgesteld,
"Nu komen ze, nu komen ze"
Werd OFFICIEEL gemeld.
De route, die de stoet zou gaan,
Was er zelfs bij gezet.
Nou ja, wie twijfelt er dan nog?
We juichten dus van pret.
Van Oost en West, van Noord en Zuid,
Kwamen de mensen aan.
De meesten wel op hun Paasbest,
De beste spullen aan.
Het ondergrondse leger was
Ook helemaal paraat.
Dat had uit voorzorg in haar zak
Twee dagen mondvoorraad.
Dan was er nog een ruiterstoet,
Plus motorknalconcert.
En met een touw werd, voor't publiek,
De haven afgesperd.
Toen kwam de boot de haven in,
Maar niemand riep Hoezee!
Want och, zij namen slechts in't geheel
Drie Canadezen mee.
De mensen waren sprakeloos.
Gaven in't eerst geen kik.
Alleen een schipper achter me,
Zei kort maar krachtig "stik"!
Mijn vrouw zei niets, maar liep naar huis,
Met nijdig'korte pas.
Ze smeet haar mantel in een hoek
En ging weer aan de was.
Vult, beste lezer, zelf maar aan,
Hoe of het u verging.
Dit is een greep uit honderden,
Een greep uit eigen kring.
Bij u ging het licht anders toe,
Maar vrienden, op mijn eer,
Wat u beleefde kwam toch heus
Wel op het zelfde neer.
Huib Fenijn
Uit Texel's droeve en blijde dagen