mm fIkvócn'V A (\rc§ t Vn -t\\ tl Het dorp de Koog in t verschiet (Atlas van Schoemaker) dewyle de Pausgesinden nu genoegsaem meester zyn van het eylant".8 Hij brengt de lakse houding daar tegenover van de schout Hendrick de Gooier eveneens onder de aandacht der Staten: "Ic hebbeyterativelyck, [herhaalde lijk] soo mondeling als schriftelyck onsen officier begroet ende aengesproken...maer tot noch toe heeft hy syne ooren daervan affgewent, jae, hy en ontsiet hem niet opentlyck stoutelyck, in myn aengesicht my te seggen: dat hier een paep is, dat weet ick wel, ick en wil niemant in syn con sciëntie dwingen". De Gooier evenwel ontkent dit alles tegenover de Staten. Zoals we zien, ook gereformeerde predikanten aarzelden niet om in hun strijd met de RK de overheid te hulp te roepen. Deze had immers offici eel dezelfde geloofsovertuiging, zoals wordt bevestigd door een Remonstrantie van de Noord-Hollandse Sy node aan de Staten uit 1656. Deze synode herinnert de Staten aan al hun vroegere uitspraken over de onderha vige materie. Vanaf 1575, zeggen ze, is steeds eendrach telijk aangenomen, beloofd en bezworen dat men alleen de ware gereformeerde godsdienst zal onderhouden, en priesters desnoods met de macht van de overheid zal weren. Maar, schrijft de synode, wat zien we nu? "Het getal der afgodische paepen is veel grooter als het getal van de regtsinnige leeraerts!" Net als in Barentsz tijd laat ook nu de hogere overheid het bij woorden.9 'Het banket' Als gezegd, Cralingius schreef in De Koog in 1656 ook een boekje. Het werkje dat we hier willen bezien, da teert uit zijn voorlaatste Koger jaar. Het is klein, 7x12 cm, en telt 54 bladzijden. Er is voor zover bekend slechts 1 exemplaar van bewaard gebleven; dat berust bij de afdeling bijzondere collecties van de Universi teitsbibliotheek te Amsterdam. Het draagt als titel 't Bancket des Wereldts', met als ondertitel 'De heden-daeg- sche lichtveerdige DANSSEN Ende waerom die te verwer pen zijn'. Daarmee is de toon van het werkje gezet. Want de auteur is naast zijn problemen met de RK evenzeer bezorgd over de zedelijkheid op Texel, zowel binnen als buiten zijn gereformeerde gemeente. Dat komt duidelijk naar voren in het genoemde boekje, opgedragen aan schout en burgemeesters van het eiland. Ook aan zo'n lakse schout? Jawel, niet uit respect, maar om hem en de bestuurders op hun verantwoordelijkheid te wijzen: het gaat om het zieleheil van hun onderdanen. Hij haalt daarbij het spreekwoord aan: "Goedt verloren, veel verlo ren; Eere verloren, meer verloren. Ma er ziele verloren, al verloren". Bedenkt dus wel, overheden (zegt hij) jullie zijn Gods dienaresse en je hebt te zorgen voor de zalig heid der onderdanen, die slechts te vinden is in onze zuivere [=gereformeerde] godsdienst! De overheid behoort bovendien, in haar zorg om het zieleheil, naast de RK ook de tweede bedreiging op te ruimen die daarbij in de weg staat: de losse moraal. Cra lingius betoont zich bijna 80 jaar na het synodebesluit over het dansen ook in dit opzicht een getrouw volge ling der orthodoxe leer. Met name stelt hij in zijn boekje, dat "de hedendaegsche lichtveerdige, wereldtsche, ende ontuchtige danssen, als de welcke zijn streckende tot verderf van den geheel en mensch nae lighaem en ziele beyde,...behoren uytgeroeyt te worden". Die worden name lijk ook op het eiland veel gepleegd "ende dat selfs oock a en die plaetse, da er de stoelen des gerichts geset zijn". Dus: zelfs in de rechtszaal van Texel, waar schout, sche penen en bestuurders vergaderen, wordt gedanst! Die falen daarmee in hun opdracht als zielenhoeders. Het voorwoord van het boekje loopt dan ook uit op een soort van dienstbevel: u gelieve alle dansen te verbieden en alle danskamers te sluiten. In plaats daarvan moet u de ware godzaligheid bevorderen, "die een baer-moeder is van de eeuwigegelucksalicheydtzo schrijft "uwe Edel achtbare bereydtwillige dienaer in Christo in Texel aen de Coog, den 15. Febr. 1656". Er werd kennelijk overal op Texel en zeker in De Koog uitbundig gedanst, tenminste als we Van Cralingen mogen geloven. Maar wat had hij daar eigenlijk tegen? Waarom moet de overheid hier te gen ingrijpen? 8 De pastoor over wie hij schrijft, was Bruno Johannis (BBH IX, 322). 9 Ik verwijs voor de reacties op de brief van Cralingius naar HVT 85. Daarom kan er volgens de synode ook geen sprake van zijn dat er, als tussenoplossing voor het vestigingsverbod voor priesters, evenveel priesters zouden worden toegelaten als dat er predikanten zijn. Anti-dans argumenten Cralingius' grootste bezwaar is: dansen doet men ge mengd. Mannen en vrouwen, jongelingen met jonge dochters huppelen en springen tesamen, "in groote licht- veerdigheydt tot vermaeck haers vleesches". En hoe! "sprongen, omdraeyingen, ronden capriolen en teruggetree- den, dan vooruyt treeden, recht op in de lucht springhen, rondt gaen draeyen, de ander met de voeten slaen,... huppe- 16 Historische Vereniging Texel Nummer 104 september 2012

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2012 | | pagina 18