een plaatsje vinden om het spul veilig neer te zet ten. Soms moest je aanhoren: "Nou dat is nog eens leuk" of juist: "Ze weten toch dat ik niks om deze planten geef". Op Moederdag kon het aantal plan ten wel oplopen tol een halve laadbak vol; ook viel er wel eens eentje af, dan werd het een beetje fat soeneren en snel afleveren. Dan naar het TESO-havenkantoor om de gisteren ontvangen vrachten af te rekenen, vervolgens de auto leegmaken van de vracht die met de boot mee moest en dan koffiedrinken in het "Stoombootkof- fiehuis" onder uitwisseling van de laatste nieuwtjes en geruchten uit ieders wijk. Wanneer er bij de vracht lege mandflessen van een slijter zaten, wer den die eerst deskundig op achtergebleven restjes onderzocht door de havenmedewerkers. Dan kwam er een kopje aan te pas waarin het vocht werd op gevangen waarvan ieder kon proeven. Men was het erover eens dat het goed was tegen de kou. Tijdens het koffiedrinken werd dan uitgekeken naar de boot ("Hoe ver is-ie al?"). Kwam de "Dok ter Wagenmaker" om de ton voor de haven in zicht om lot het eind van de havenmond te varen, dan stond daar een TESO-man om een touw aan te pak ken, waarna de boot om de hoek manoeuvreerde tot voor het pakhuis. Waneer wij mandflessen ge lost hadden duurde het wel wat langer voordat het touw werd aangepakt. De boot werd dan met diverse touwen vastgelegd en de houten loopplanken met een haak op de boot getrokken. Wanneer er een zwaar beladen vrachtauto opstond, moesten ook nog ijzeren goten over de planken worden getrokken. Hierna kon het lossen van de boot beginnen, waarbij dat, wat in Den Helder op 4-wielige wagentjes op 'dorp bij dorp' geladen was, als laatste kwam. Aangezien men onze route niet kende, moest toch alles weer uitgezocht worden. De vrachtbrieven werden door de conducteur naar het kantoor gebracht waar ze werden gecontroleerd, ingeboekt op lijsten en op dorp gesorteerd. Pas daarna werden ze overhan digd aan de chauffeurs-bestellers. Deze sorteerden hun vrachtbrieven op route: wal er het eerst af- moesl stond achterop, en dan rechts of links over eenkomstig de plaats van de winkeldeur van het afleveradres-met-bijnamen: bijvoorbeeld mandfles sen voor "Piet lezer" (Bakkers Ijzerhandel), spul voor "de Grossier" (Spanjer's Groothandel) enzo voorts. Bij parlijgoed was dat geen probleem, dat stond in zijn geheel op een wagentje. Vrijwel alles kwam toen als stukgoed met de boot mee, je kon het zo gek niet bedenken: hout, mand flessen zoutzuur, grutterswaren, dozen textiel, voor- en achterbouten van koeien verpakt in een juten zak, halve varkens, landbouwvergif, lijkkis ten, kabelhaspels van soms wel H/2 ton. Alles moest bezorgd worden. Ook kwam er wel eens een vrachtbrief waarop stond: 1 salonwagen, met een kaartje aan de deur voor het afleveradres; of hooi- schudders, waarvoor we iemand met een tractor of een jeep vroegen; of wentelploegen, die geladen en gelost werden met een driepoot waarin een takel was gehangen, zolang die tenminste niet weg zakte. Heftrucks waren er nog niet. Onze auto had een laadvermogen van 5 ton, maar met een houten klos tussen de achteras en het chassis ging er soms meer dan het dubbele op. Bo ven de cabine zat ook nog een huif van 2 bij 3 me ter, ruimte genoeg voor 15 lijkkisten of 15 fietsen, of ook volle kratten met kippen (en dan maar ho pen dat het luikje dicht bleef, er waren er al meer over en in de haven gefladderd). Alles was moge lijk zolang de banden maar niet aanliepen, snel heid was niet van belang. Daarnaast moest nog bij geladen worden uit 'de Klipper', die voor TESO een rechtstreekse dienst op Harlingen onderhield en veel loeizware grafmonumenten meebracht. Wanneer de auto bij het verlaten van de haven door de coupures achterover ging, moesten er wal zijden spek voor bijvoorbeeld A.H. op de voor bumper geknoopt worden, zodat de auto weer op de voorwielen terecht kwam. Bij de firma Wuis laadden we dan koningsgist op voor de bakkers en vervolgens ijs voor de ijsboeren bij de ijsfabriek. Daarvoor zat onder de laadbak een kist gemonteerd, zodat het lekwater recht streeks op de weg kwam. Bij de wasserij werd het schone wasgoed opgehaald en dan begonnen we via De Hal of het Schilderend met het bezorgen. Dat duurde de hele verdere dag, want er moesten ook vrachtkosten worden ontvangen en rembour- senrenten, waarvoor de klant zijn naam op de vrachtbrief zette, met de opmerking erbij: "Ga maar langs de bank". En het bedrag werd op ieders eerlijke gezicht uitbetaald, net zo gemakkelijk een tientje als vijfduizend gulden. Men kende elkaar immers? Voor de bank vervoerden we dan weer kleine drums met muntgeld van ongeveer 30 liter; soms stonden ze een paar rondjes door Den Burg open en bloot op de laadbak. Hel kwam bij geen mens op, te onderzoeken wat in die drums zat. Zo is het jaren gegaan met de uitvoering van de bo dedienst Den Burg-Oudeschild v.v. Het was alle maal zwaar handwerk. Maar als de dag om was en een ieder had zijn vrachtgoed ontvangen, dan gin gen de bestellers met een tevreden gevoel weer naar huis. Dirk Kievit Nummer 97 december 2010 Historische Vereniging Texel 77

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2010 | | pagina 79