"Bossiesdag" "Bossiesdag" De derde Pinksterdag werd vroeger in Nederland overal gevierd. Er was zelfs een liedje, ik geloof van Sylvain Poons: 't Is Pinkster, 't Is Pinkster, 't Is Pinkster drie. Nu gaan wij een dagje naar buiten, dat mijn moeder alleen grinnikend kon zingen met grote na druk op het woord 'drie'. In Skil en ook in de Burg heette Pinksterdrie "Bossiesdag". Op "Bossiesdag" was het altijd prachtig weer. Vroeg in de middag trokken moeders van Skil over het Skillepaadje langs Brakenstein en door het bloei ende meidoornwegje naar het Doolhof. Ze nestel den zich in de schaduw van de bomen met hun breiwerk en hun tassen vol eten, terwijl de kienders van Skil en van de Burg in de Sandkuul speelden of van het höögie af renden. Diep tussen de hoge bo men in wat we het Léége Bossie noemden was het donker. Er groeide daar geen gras, en als je tegen de zwarte bergen omhoog klom, zoals de veldmuis die in het beukenbos een lege notendop vond, dan kwam je in het Elööge Bossie met de bospaadjes naar de Zeven Pannenkoeken. Er stond op dat heu veltje van zeven lagen plaggen een bankje, en ie mand beweerde dat onze vaders en moeders daar hadden zitten zoenen toen ze nog niet getrouwd waren. Wie dorst had, trok naar het huis van Houtwupper. Voor het hek stond daar traditiegetrouw een emmer met water met een soeplepel erin. Zo zorgden de Eloutwuppers ervoor dat hun bel met rust werd ge laten. Hel hoogtepunt van "Bossiesdag" was het ijsje van vijf of van tien. (De extra dikke wafel van een kwartje was voor ons kinderen niet weggelegd.) In het begin stond er maar één ijskar bij het Bossie, de gele kar van Jaap Boon met de rossige druipsnor. Hij had om een of andere reden de bijnaam "Jaap Teil" gekregen. Bijnamen tierden welig op Tessel. Op Skil wisten we soms niet eens de echte naam van "Bertussie de Groene", "De Walrus", "Pons Ries" ofwel "Piet Pond", "Henk Mus", "De Rog" of "Sieme Dubbeltje". Jaap Teil was de eerste, en jarenlang de enige, ijs- boer in ons bestaan. Ik zie hem nog een wafeltje in een rechthoekige vorm passen, er een kwak van dat rulle, gelige ijs op smeren, en het geheel afdekken met een tweede wafeltje. Ik proef nog de smaak van vanille. Later kwam er concurrentie van Piet Swart- hof, die in de Weverstraat een snackbar begon. Voortaan stonden er twee ijskarren bij de ingang van het Bossie. De meeste kinderen kozen voor ijs van Swarthof. Bijna niemand ging meer naar de kar van Boon. Een treurig gezicht. Boze tongen beweer den ook nog dat er snot en snorhaar in zijn ijs zat. Ik mag lijden dat, wie die smerige roddel in omloop heeft gebracht, zich achteraf diep heeft geschaamd. Er was niets mis met het ijs van Boon, het was uniek. Ik heb nooit meer zoiets geproefd en ik zou er iets voor over hebben als ik nog eens zo'n ijswa fel, liefst een dikke van vijfentwintig, kon kopen in het winkeltje van Jaap Teil in de Warmoesstraat. Iimne Dros 40 Historische Vereniging Texel Nummer 97 december 2010

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2010 | | pagina 42