Boon boonlje bóón bóóntje Koning koninginnetje (65%) koningin 10) koningintje (14%) (21%) Vin vinnetje (40%) vin 11) vintje (53%) (7%) Maar: Jongen jongetje jongen jongetje Jongetje in de Texelsche Courant van 13 maart 1929 was dus nog jongelke! Opmerking: In mijn eerste vragenlijst stond het ABN woordje 'zin'. De dialectgroep wees mij erop dat daarvoor meestal in het Tessels het woord 'regel'wordt gebruikt. ad 1) Duunpontje: De moeder van de heer J. Kikkert (Den Hoorn) bewaarde munten voor collectes in een oud 'vleispanp'e' [vleespannetje]Vleis voor vlees was typisch Noord-Hollands en Tessels. De moeder van mevrouw K. Kikkert gebruikte de uitdrukking: "'t Is altóós vet in een aar sien pantje. [Het gras bij een ander is altijd groener.] ad 2)Mantje/ Montje: Mijn opa wilde graag laten weten hoe jong hij was toen hij begon te werken: "Doe ik fan [de lagere] skool kwam wier ik geliek dordemontje (Texelsche Courant van 27 april 1929; 'darde') op een skuut. De vader van mevrouw G.E. Dros zei: "een wat euvels montje" d.w.z. een raar mannetje, ad 3) Pentje: Thuis hoorde ik wel na een drukke dag met veel praat -en denkwerk: 'Mien kop staat op 'n pentje'. Het is een algemeen bekende uitdrukking onder de geïnterviewden. Pen in de betekenis van staafje wordt pentje, als schrijfmateriaal wordt het pennetje, ad 4) Kintje: Hier werd wel spontaan 'kinnebak' geopperd. In Oosterend werd een zekere J. Bakker 'kinnebakkie' genoemd. Hij beschouwde dat als een scheldnaam, want als jongens hem zagen en alleen maar langs hun kin wreven dan kwam hij ze achterna. Bron: de heren De Vries en Mechielsen. ad 5) Tontje: Mevrouw Vonk: "An boord van de kotter deden ze het op een tontje.[Er was vroeger geen wc aan boord.] Bij de heer Krijnen aan boord was geen tontje, maar een heringvaatje. Bij goed weer stond die naast de stuurhut, dan kon je je vasthouden aan de railing en bij slecht weer namen ze hem mee naar de machinekamer. Er gebeurde wel eens een ongelukje. Ook andere visserlui noemden 'vaatje.' ad 6) Kenontje: Het woord kanon had ik er ook bijgezet in mijn ijver om toch maar een woordje extra te hebben dat eindigde op -on. Hier sloeg dan ook meteen de twijfel toe bij de geïnterviewden, die goed verwoord werd door Mevrouw Barhorst: "Ik heb dat woord nooit gebruukt.Mevrouw Brouwer-de Wijn: "Dat woord hebben we hier niet." "Ja, maar stel je nou een hèèl klein kenontje voor." "Dan is het een mitrailleur!" ad 7) Plefontje: Het woordje 'plafond' kwam vroeger ook niet voor op Texel. Vanuit de woonkamer, of keuken keek je tegen de zolder aan, en was je boven, dan was je 'op zolder.' Mevrouw Amsing gaf als voorbeeld: Je zei: "D'r zit n fliêg an de zolder, je zei nooit plefon! Nu is het ondertussen wel een algemeen gebruikt woord. Het woordje zolder, eerder solre, solder. Zie Latijn 'solarium,'dat naast zonnewijzer (sol) de betekenis had van 'de plek van een huis die zon vangt." ad 8) Beitje: De vader van de heer A. Boom zei als ze samen een klusje hadden en hij ietsje later begon: "Maak jij maar vast een begintje.Mevrouw Mechielsen noemde zelfs 'beginkie. ad 9) Tóóntje: De oorspronkelijke enkelvoudsvorm voor teen was 'tee' in Zuid-Hollandse dialecten. Dus één tee - twee teen. In Noord-Hollandse dialecten één too -twee toon. Die meervoudsvorm voelde waarschijnlijk niet aan als meervoud en werd dus le(e)nen en to(o)nen en de oorspronkelijke meervoudsvorm teen en toon werd enkelvoudsvorm. De enkelvoudsvorm in het Engels is 'toe', in het Duits 'der Zeh', in het Noors ta. Die talen hebben wel hun oorspronkelijke enkelvoudsvorm behouden. Zo ook het woord schoen Eerst was het één schoe- twee schoen, maar net als bij tee-teen en too-toon voelde dit waarschijnlijk niet als een meervoudsvorm aan en maakte men er schoenen van. De enkelvoudsvorm werd dan 'logischerwijze' schoen. Vergelijk: Engels- shoe, Duits- Schuh, Noors- sko. Zo komt men in de 15e eeuw het woord 'pynken- scoe' tegen, een schoen gemaakt van kalfsleer, van een pink (jong rund). De etymologie van 'pink' is onzeker. Heeroma zegt dat 'het gebied van 'toon' samenvalt met dat van de Ingveoonse verdeling van diminutiefsuffixen, dat wil zeggen achtervoegsels van verkleinwoordjes. Dus ook in het Tessels. Opmerking: Een aansporing voor kleine kinderen om voor het donker naar huis te gaan was: 'Pas maar op, straks komme de tientóóne'. ad 10) Mijn opa (geb. 1880) gebruikte de uitspraak 'keuning' voor Tesselse familie Koning. Mevrouw Nummer 95 juni 2010 Historische Vereniging Texel 23

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2010 | | pagina 25