Aaltje Visser, echtgenote van Gerrit Pieter Koorn en gekonkeld is en de vraag is gesteld, wat die 'vroege badgast' claar toch in dat woninkje-van- Aaltje moest uitspoken. Ze was geen honderd ge worden, ze had geen honderdduizend gewonnen, er was niets bijzonders voorgevallen in haar rustig voortdeinend leventje. Moest die man niet naar de lepelaars, die al in de duinen van De Muy zijn neergestreken? Moest hij niet naar de noordoost punt om te zien hoe geducht de waterwolf de voor bije winter aan de duinen heeft gevreten? Moest hij niet eens informeren of bij uitvoering der ruil verkaveling de tuinwallen in de knel komen? Ja, dat wilde hij ook, maar éérst moest Aaltje ver eeuwigd. Ach, dat met de tuinwallen zal zo n vaart niet lopen, hij kent zijn Texelse pappenheimers... De vogels komen ieder jaar wéér, of liever 'Frans' de wachter van De Muy, 'Teun' de wachter van De Schorren en 'Kees' de wachter van Waalenburg maken trouw hun aantekeningen en zullen hem wel op de hoogte houden: vriendendienst met te rugwerkende kracht en die duinen hebben al zo véél veldslagen meegemaakt... Maar Aaltje loopt naar de negentig. En de weinige anderen worden zo zoetjesaan ook mensen van een dag. Nog een korte spanne tijds en de vroege badgast zal te laat zijn om de kap te kunnen fotograferen op de plaats, waar-ie thuis hoort. Dan zal hij zijn schreden naar het museum moeten richten, althans op Texel. Arm meisje droeg tinnen kap Aaltje en haar protestante tijdgenoten droegen de kap voor de eerste keer ter gelegenheid van hun bevestiging als lid van de kerk, zij waren omstreeks achttien jaar, de rooms-katholieke meisjes moch ten haar al op haar twaalfde verjaardag opzetten. Aaltje vertelde van die heuglijke dag, het was een feest. En bijna alle vrouwen droegen kappen, het flonkerde in de kerk van het goud en het zilver, slechts wie het niet betalen kon moest zich een an der hoofddeksel kiezen. En nu... nu is zij de enige, die de kap nog draagt van hen, die zich zondags naar het bedehuis begeven. Ach, Texel wordt mo dern, alle waddeneilanden gaan mee met de tijd. De bekende Vlielander Donia schreef: "Toen ik op Vlieland kwam, nu 46 jaar geleden, liepen nog en kele vrouwen in ouderwetse lange jakken en met een huik of hoofddoek. In het begin van deze eeuw zag men hier nog wel eens een enkele vrouw met een zilveren kap". De V.V.V van Terschelling schreef: "De klederdrachten worden steeds minder, hoewel men hier nog heel wat ouderen aantreft, die deze klederdracht in ere houden, de zoge naamde Jakkenmensen". 't Zijn allen zulke eenvoudige mensjes, zoals Aal tje. Mogen ze ook zo brandschoon zijn als dit Texelse vrouwtje! Hoeveel bezems zal ze op dat straatje hebben afgeschrobd? Hoeveel uren op de zilveren kap of de gouden zijnaalden gepoetst? Hoeveel dozijn warme, wollen kousen gebreid? Heeft ze die ijver van haar moeder geërfd? Haar moeder die als meisje zo arm was, dat ze in het jaar, waarin zij geloofsbelijdenis zou doen, nog geen geld genoeg had kunnen sparen voor een zil veren kap. Toen kocht ze een tinnen kap. Het duurde nog lang, eer zij een 'echte' de hare mocht noemen, want al hielp ze de boer ochtend en avond bij het melken van honderd schapen, het loon bedroeg slechts weinige stuivers en een zilve ren kap kostte toen honderd gulden. Dit alles vertelt Aaltje, terwijl ze haar mooiste spullen opzet. Zo'n kap opzetten en de muts erbij is niet eenvoudig. Vooral niet voor Aaltje met haar meedogenloze zelf-critiek, haar zin voor orde en lust tot onberispelijk handelen! Dan is ze klaar voor 'het portret'. Maar wat kijkt ze ernstig! "Ik kijk altijd zo", verweert ze zich als de fotografe rende interviewer haar paait tot het schenken van een glimlach... Zo gaat ze dan op de kiek. En zo past dit ernstige gelaat ook wel in het kader, waar iedere folklorist en velen met hem er wat liefs voorover zouden hebben, als zij nog eens een blik zouden kunnen werpen in die kerk uit Aaltjes prille jeugd. J. de W&al Bron en jaar: onbekend. 4 Historische Vereniging Texel Nummer 93, december 2009

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2009 | | pagina 6