waar meer biezen dan grassen groeiden volgens J. Drijver (1953). In ieder geval groeiden er planten die zich in het zoute milieu kunnen hand haven, zoals de zilte rus. Boeren waardeerden het. Ze lieten hun schapen graag op deze mielanden grazen. Er was in de dertigerjaren (Texelsche Courant 28-10-1931) nog discussie betreffende de waterhuishouding in Waalenburg. Je had de "drogen" die voor een laag waterpeil waren en de "natten" die waren voor een hoog waterpeil. De "natten" wilden een soort zout moerasland waar veel Harend groeide. Dat Harend erg gewild was blijkt ook uit het feit dat Harend gehooid werd, ver van Texel op het eiland Griend. Daar kwam op de hogere kwelder vroeger deze zilte rus veel voor gezamenlijk met Engels gras en roodzwenkgras (Holkema, 1869). Je moet er nogal wat voor over hebben, niet alleen om hooi van zo ver te halen, maar ook omdat Harend lastig te hooien en lastig te vervoeren is. Harend is kort en glad en niet gemakkelijk bij elkaar te houden. Deze russen hebben namelijk een gladde ronde stengel in tegenstelling tot grassen die leden met knopen en dwarsschotjes hebben en daardoor meer op elkaar blijven liggen. Griend Het eiland Griend (zie fig. 1) gelegen ten zuiden van Terschelling, was dus ver verwijderd van Texel. Tot de Sint Luciavloed van 14 december 1287 was er een bloeiende nederzetting van Friese kloosterlingen gevestigd. Er was zelfs een bekende kloosterschool, die in 1238 gesloten werd. Na de vloed woonden er slechts enkele mensen op het eiland. Bekend is dat er in de 17e eeuw slechts vier huizen stonden en men er ongeveer 300 scha-pen en 25 koeien hield. Net als op Texel de Texelse kaas, werd ook de Griendse kaas van Griend in de 16e enl7e eeuw zeer geprezen. In de 18e eeuw schijnt er geen permanente bewo ning meer geweest te zijn. Wel trokken er in de zomer boeren uit Hindelopen of Makkum heen om er te hooien. Later verpachtte Domeinen het eiland steeds voor zes jaar. Zo was vanl806-1811 Reinier G. Doeksen voor elf gulden per jaar pachter. Zomers werden er schapen heen gezonden en werd er hooi gewonnen dat verkocht werd. In 1817 bracht dit hooi in totaal 21,00 op. Toen in 1822 en 1824 door dijkdoorbraken op Terschelling veel hooiland verloren ging en ook de hooioogst mislukte, werd het gewas op Griend geoogst en naar Terschelling gebracht. Griend bleef steeds Rijkseigendom maar het grasgewas werd nog steeds verpacht. De pacht ver viel later in 1873 aan een Texelse familie (Lap) en wel tegen een prijs meer dan 100 maal groter dan de opbrengst van hooi bij de eerste verkoop. Toen Lap het pachtte, werd Griend vermoedelijk alleen 's zomers van af 1870 tot 31 januari 1877 nog bewoond door de familie Haringa uit West-Ter schelling. Nadat deze familie in het najaar van 1876 al naar Terschelling was teruggekeerd, kwa men vader en zoon nog eens naar het eiland om het vee op te halen. Zij werden daarbij door de storm van 31 januari overvallen en vluchtten op één van de drie kapen, die in het belang van de scheepvaart op Griend waren geplaatst. Juist die kaap brak af en beiden verdronken. Het vee kwam ook om (Drijver, 1917). Toen op Texel door droogte de hooioogst mis lukte, werd Harend gemaaid op Griend en naar Fig. 3 Zilte rus, bloeit glimmend zwart-paars aan het eind van de stengel. 4 Historische Vereniging Texel Nummer 90, maart 2009

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2009 | | pagina 6