op 14 april 1876. Deze stond later bekend als
'Adriaan de Post', over hem zal ik in een ander arti
keltje nog eens meer vertellen. Dat waren dus mijn
grootouders. Mijn overgrootvader Arie Lap trouwde
met Hendrika Pouwlina Koning. Hij had een bak
kerij aan de Weverstraat. Ook mijn opa werkte
daar tot ongeveer 1916. Daarna werd hij post
bode/besteller bij de PTT. Daarmee verdiende hij
ongeveer 7 gulden in de week. Omoe had in de
Weverstraat en later op Schildereind 3 een kruide
nierswinkeltje. Mijn grootouders zijn daar beiden
overleden. Opa op 2 november 1951. Na zijn dood
is hun oudste dochter, mijn tante Henny, officieel
Hendrina Schrama-Lap met haar man Joop Schrama
vanaf de Haffelderweg naar het Schildereind ver
huisd om omoe te verzorgen. Oom Joop zelfheeft
meer dan 25 jaar bij Bakkers Ijzerhandel gewerkt,
vanaf 7 mei 1934 tot aan zijn pensioen in 1961.
Dal deed hij eerst bij Piet Bakker oftewel "Piet le
zer" aan de toen veel smallere Parkstraat, tussen de
Weverstraat en de Nieuwstraat (nu Burgwal) in.
Het was een lange smalle winkel, met een deur in
de Weverstraat en een in de Nieuwstraat. De zaak
stond voor de huidige gevel van Nauta en de 3e-
wereld winkel en is op die plek, na de verwoesting
in 1945, niet meer herbouwd. Later werkte oom
Joop bij Gerard Bakker en tenslotte bij Bob Bakker.
De zusjes Marie, Gerbregdina en Hendrina Lap
coll. Adriaan Jesse
Mijn overgrootvader van moeders kant was Klaas
Martinusz Langeveld. Hij was koopman in Den Burg
en getrouwd met Gerbrigjansd Daalder. Toen die
kort na de geboorte van mijn moeder overleed,
hertrouwde hij met Guurtje Thijsd Flens. Van
moeders kant zijn mijn voorouders dus allemaal
Tesselaars.
Mijn vaders kant
De Jesses stammen af van Gregorius Jessenor uit
Noorwegen. Hij werd omstreeks 1715 geboren en
kwam in 1735 naar Amsterdam. Daar trouwde hij
Metje Roos, bij wie hij in 1744 een zoon kreeg. Die
werd ingeschreven als Coenraad Jesse. Vijf genera
ties verder, op 2 november 1901, werd mijn vader
Cornelis Jesse in Amsterdam geboren. Hij is het
dus die op 15 december 1926 met Geb Lap trouwde.
Beiden werkten toen bij de PTT op het hoofdkan
toor in Amsterdam, vader als telegrafist en moeder
(vanaf haar 18e) als telefoniste. Ze kregen samen
vier zonen: Dolf (1928), Bob (1930), Adriaan Cor
nelis (1932) en Gerard (1938). Als Amsterdam
mers hebben we in de vakanties, samen met onze
ouders, maar ook wel zonder hen, veel bij onze
Tesselse familie gelogeerd. Bovendien was een
vriendin van mijn moeder boerin op "Willems
hoeve" in het Noorden. Het was Marretje Kooi
(Maria Theodora Kooy), getrouwd met Piet (Pieter
Jacobsz) Boersen. Het gezin is in 1957 naar Ho-
lambra in Brazilië geëmigreerd. Ik heb er ooit als
Amsterdams schoffie mogen ploegen met twee
paarden. Pas later heb ik begrepen hoe bevoorrecht
we waren met onze Tesselse vakanties; veel klas-
en buurtgenootjes in Amsterdam kwamen amper
de buurt waar ze woonden uit. Voor hen was een
dagje Zandvoort al heel wat.
De oorlogstijd
Eind 1942 moest mijn vader verdwijnen, vanwege
hulp aan Joodse onderduikers. Het was verraden
werk. Vanaf toen stond mijn moeder er alleen voor,
met vier jongens van tussen de 4 en 14 jaar, en
praktisch zonder inkomen. Via moeder liep er een
ondergrondse hulplijn naar het ondergedoken Tes
selse gezin van Isaak Vlessing, die met zijn broer
Eli in Den Burg een textielzaak had gehad. Dat was
in de buurt waar nu de bioscoop is (hoek Molen-
straat-Weststraat) Isaak is later in Amsterdam-
Noord op de Nieuwendammerdijk aan hersenvlies
ontsteking overleden. Hij is in een bollenkist
ergens in Waterland begraven. Het was toen im
mers een groot probleem: waar moest je met een
ondergedoken maar overleden Joodse man heen?
Zijn vrouw, dochter Hannie en zoon Aldo hebben
de oorlog overleefd. Ze zijn nog een week of drie
bij ons ondergedoken geweest, in afwachting van
een nieuw schuiladres. Bij ons blijven was te link,
omdat vader gezocht werd.
Naar Tessel
In het najaar van 1944 schreef moeders familie:
"Stuur twee jongens naar Texel, dat scheelt jou
2 monden in Amsterdam". Dolf was inmiddels 16,
hij mocht niet op Tessel komen want dat was
"Sperrgebiet"Hij liep bovendien het risico gepakt
te worden voor de "Arbeitsdienst". Gerard was met
zijn 6 jaar te jong. Dus gingen Bob en ik, 14 en 12
jaar, in november 1944 naar een toen nog vredig
Tessel, allebei op een barrel van een fiets-zonder-
26
Historische Vereniging Texel
Nummer 90, maart 2009