De Waal, Oosterend en Den Hoorn. Hij werd leraar
omstreeks 1690 en stierf in 1697. Na zijn dood
werd de metselaar Klaas Mulder van Den Burg als
leraar in dienst gesteld. De metselaar neemt zijn
taak serieus. Hij neemt meer predikbeurten waar
dan de anderen en gaat ook in de leer aan de over
kant. Hierdoor heeft hij onvoldoende tijd om te
metselen en zijn brood te verdienen. Men besluit
hem een vergoeding te geven van 200, per jaar,
waarvan Den Hoorn en Oosterend ieder één derde
deel betalen en Den Burg en De Waal ook één der
de. De eerste twee betalen in verhouding. De
reden hiervan is waarschijnlijk de extra tijd die
Klaas Mulder kwijt is om vanuit zijn woonplaats
Den Burg deze dorpen te bereiken.
Klaas Mulders broer was loodsman op Den Hoorn.
Hij neemt in 1709 dienst op een oorlogsschip met
kapitein Grave. Een oud-diaken van Den Hoorn
neemt dit kwaad op. Klaas Mulder verdedigt zijn
broer, hij hoeft tenslotte geen wapens te dragen.
De broeders van Den Hoorn keuren dit af en
willen niet meer dat Klaas Mulder voorgaat in
Den Hoorn. Zij houden hun bijdrage van 67, - in.
Toen de gedeputeerden van de Rijper Sociëteit
kwamen bemiddelen, hadden de Hoornder broeders
inmiddels nieuwe beschuldigingen:
Klaas Mulder was te veel de Poolse belijdenis
toegedaan (hierbij werd Jezus Christus als mens
gezien en niet in de drieëenheid God de Vader,
God de Zoon en God de Heilige Geest geloofd).
De gedeputeerden gingen onverrichter zake terug.
Uit solidariteit willen de andere liefdeprekers ook
niet meer in Den Hoorn preken. Den Hoorn moet
nu verder als zelfstandige gemeente. Zij doen een
beroep op de leraren Pieter Maertsz Kleur van de
Vermaning van Noordeinde (bij Graft) en Gerrit
Evers van de Vermaning van Barsingerhorn. Kleur
doopt en houdt avondmaal en leidt de Hoornder
Dirk Reijersz Daalder vanaf 1709 op tot leraar.
Klaas Mulder kan van 133,- niet leven en ver
trekt in 1710. Hij wordt predikant te Rotterdam.
Al vanaf 1712 is Dirk Reijersz Daalder voorganger
en kan hij het alleen af. Op 3 april 1714 wordt hij
officieel bevestigd en doet vervolgens dienst tot
zijn overlijden op 10 november 1733.
Aarjen Jansz Reus, leraar van de Friese gemeente
van Kolhorn en Barsingerhorn komt hier op
1 april 1734 en overlijdt op 17 februari 1747.
Vanaf 26 januaril744 is de vrede met de andere
Vlaams-Waterlandse Vermaningen in zoverre weer
getekend dat men eikaars doopleden erkent.
Hierdoor kon er weer onderling getrouwd worden,
leden overgenomen worden zonder herdoopt te
worden en konden de leraren in alle vier Verma
ningen weer voorgaan.
De gemeente van Den Hoorn was arm. Zij had dan
ook constant subsidie nodig van de gemeente
Toren en 't Lam' van Amsterdam. In 1735 was
deze gemeente een opleiding voor leraren begon
nen. Voor net afgestudeerden (proponenten) van
deze opleiding werd de Vermaning van Den Hoorn
een proeftuin. De opgeleiden, meestal nog vrij
gezel, hadden minder kosten en konden genoegen
nemen met de karige verdiensten van 300,- van
Den Hoorn. Amsterdam hoefde op deze wijze niet
meer dan 200,- subsidie bij te dragen.
Vanaf 1748 tot 1770 wordt Den Hoorn opgezadeld
met vijftien proponenten. Meer hierover vindt u in
het artikel 'De Vermaning van Den Hoorn:
proeftuin voor beginnende predikanten' (De
Hoornder 299, dec. 2005).
Dan vindt men het in Den Hoorn wel welletjes.
Men haalt in 1770 de predikant Tjalling Gerbens
van Grauw, eens proponent in Den Hoorn, van
Middelharnis. Na een uitstapje van Van Grauw
naar Hindelopen vanwege de slechte verdiensten,
besluit Den Hoorn hem 500,- te bieden. Van
Grauw keert na een halfjaar terug en blijft hier tot
zijn dood in 1810. Meer hierover vindt u in het
artikel 'Een trouwe leraar: Tjalling Gerbens van
Grauw' (De Hoornder 310, jan. 2007). Tot zover
de leraren van Den Hoorn.
De pastorie voor de predikant van Den Hoorn
bevond zich aan de Herenstraat 34, nu hotel
restaurant 'Bij Jef'. Deze staat reeds op de kadas
trale atlas van 1828 en heeft als zodanig dienst
gedaan tot 1930. In 1930 werd dit pand verbouwd
tot hotel. De Doopsgezinden van Den Hoorn had
den samen met de katholieken Diek 14, gelegen
naast de katholieke schuilkerk op Diek 12, in
handen. Dit typisch Texelse huisje, in Den Hoorn
loodshuisje genoemd, dateert van 1624 en was in
de 18e en 19e eeuw twee armenkamers rijk. Vóór
een armenkamer van de katholieken, achter een
armenkamer van de Mennonieten.
De Vermaning van Den Hoorn deelt vanaf 1922
haar predikant met de Doopsgezinde gemeente
van Den Helder en vanaf 1941 met de Doopsge
zinde gemeente van Den Burg, De Waal en Ooster
end. In 1953 verenigt zij zich met Den Burg, De
Waal en Oosterend. In 1968 wordt de Vermaning
van Den Hoorn voor diensten gesloten. Nu bevindt
zich hier het schildersatelier van Henk Noorlander.
De Vermaning wordt ook nog gebruikt als speullo-
catie bij Ouwe Sunderklaas.
Nummer 90, maart 2009
Historische Vereniging Texel
17