Benedictusz Hoekstra, geboren in 1698 in Friesland
en op Texel overleden op 13 juli 1768. Hij ligt begra
ven op het Mennonietengedeelte van het Kerkhof
van de Hervormde kerk aan de Binnenburg, gelegen
achter de kerk. Zijn zoon, Hidser Sijtsesz Hoekstra,
wordt eveneens dominee. Hij is de tweede predikant
naast zijn vader vanaf 1758, maar vertrekt op 29 mei
1763 naar Harlingen.
In zijn plaats komt een proponent van eigen bodem,
Cornelis Jansz Dijksen van 1764 tot 1768.
Vervolgens, na het overlijden van de oude Hoekstra,
werd op 27 november 1768 Jan Stuurman beroepen,
predikant bij de Waterlandse Mennonieten te
Wormerveer. Opmerkelijk dat iemand die voorging
in een Waterlandse gemeente nu door een Vriese
Vermaning beroepen wordt. Het geelt aan dat de ver
schillen al kleiner beginnen te worden. Wel moet hij
volgens artikel 3 Preken mar de geloofsbelijdenis van
de Doopsgesinde of Mennonieten in het algemeen en van
onse Vriese Sociëteit in het bijzonder. Hij wordt aange
nomen op een tractement van f400,-, geniet vrij
wonen en krijgt jaarlijks 20 tonnen turf. De
aanstellingsbrief wordt ondertekend door de
diakenen Jacob Dijksen, Willem Oom, Cornelis
Mager, Maarten Dijker en Gerrit Eelman.
Op 21 juli 1769 kopen de diakenen voor hun predi
kant het huis Waalderstraat 5 voor 71000,- van
Pieter Sijmens Graaf. De tuin grenst aan de
Vermaning en de leraar kan nu via de achtertuin de
Vermaning bereiken.
In 1772 vindt een grote verandering plaats: de Friese
en Vlaams-Waterlandse Vermaningen verenigen zich
tot één Doopsgezinde gemeente.
Individuele Mennonieten uit de akten
Doopsgezinden zweren op grond van de bijbel niet.
Dit betekent dat zij in akten geen eed afleggen op de
bijbel, maar meestal uitspreken: mijn ja is mijn ja,
mijn neen is mijn neen. In de akten is dit door de
notaris vertaald met bij eere, ende vromicheijt in plaat
se van eede. Enkele voorbeelden: tapper/herbergier
Gerrit Jansz van Genoechten (hoe vaak zal hij aan de
tap "Genoeg" tegen een dronken klant gezegd
hebben?) stelt in september 1622 met de
bierbrouwer Cornelis Dircxsz Brouwer van Haarlem
een zogenaamde bestekbrief op waarbij de brouwer
hem voor een waarde van f 400,- aan bier voorschiet,
zolang hij enig leverancier is. Bij trouwe, eere ende
sekerheijt in plaetse van eede, zo eindigt de brief.
Doopsgezinden zijn oververtegenwoordigd in de wal
visvaart. Zij hebben een voorkeur voor deze bedrijfs
tak daar zij vanwege hun geloof zonder wapenen en
kanonnen varen en zij richting Duinkerken en de
Middellandse zee een makkelijke prooi waren voor
kapers.
Een voorbeeld: Op 2 mei 1624 maakt Thijs Dircxsz,
jongeman, groenlandvaarder, een testament op, waar
bij hij alles vermaakt aan zijn moeder Anna Heijn-
dricxdr en haar huidige man, Gerrit Jansz van Ge
noechten. Duidelijk, zij hertrouwt met een Doops
gezinde en was zelf ook Doopsgezind. Dit werkt
weer door in haar zoon die Groenlandvaarder wordt.
De familie Craen is ook Doopsgezind. Dit blijkt uit
een akte van 15 juni 1623 van Jan Ariensz Craen,
wonend op Noordhaffel, en één van 29 juni 1623,
waarin de eerder genoemde zinsnede voorkomt. Ook
is er nog het reeds eerder vermelde testament van
Gerrit Cornelisz Craen, jongeman, gemaakt op
27 november 1633.
Tenslotte blijkt nog het Mennoniet-zijn van Arien
Cornelisz Glasemaker uit een akte van 29 juni 1623,
met de zinsnede: welcke lijffrente hij comparant bij
eere ende vromicheijt in plaatse van eede alle ende t'elc-
ken jare belooffde te sullen betalen.
De Vlaams-Waterlandse Vermaning (1672-1772)
De diensten van deze gemeente werden gehouden in
de Vermaning van de Waterlanders aan de Burgwal
en de Vermaning aan de Groeneplaats werd verbouwd
tot woning voor één van de leraren. Deze gemeente
kende vier liefdeprekers die gezamenlijk de Verma
ningen van Den Burg, Den Hoorn, De Waal en
Oosterend moesten bedienen. Een aantal namen van
leraren zijn overgeleverd:
- Jacob Ottesz van Oosterend, overleden vóór 1686
- Maarten Jansz van Barringen Bargen), in dienst
vóór 1700, overleden 1718. De anonieme schrijver
van de geschiedenis der Doopsgezinden in 1744
heeft deze Maarten Jansz nog persoonlijk gekend.
De schrijver kan daarom niet Sijtse Benedictusz
Hoekstra zijn, zoals is gesuggereerd door G. van
der Kooi en W. Keijser.
- Cornelis Thijsen van Den Burg. Cornelis pikt het
in 1687 niet meer. Hij weigert nog langer jaarlijks
twee gulden te betalen voor de kerkarmen (dus de
armen van de gereformeerde kerk) van Den Burg,
terwijl hij al zoveel betaalt voor de armen van zijn
eigen gemeente. Dit lezen we in een akte van
15 februari 1687, opgesteld door notaris Hartger
Crillaerts. Twee weesmeesters zijn aangesteld als
arbiters. Gedaagde is Cornelis Thijsen als mermionite
vermaender. Eiser is de impostmeester Barent Cock.
De argumenten van Cornelis Thijsen, leeraer,
zetten geen zoden aan de dijk. Hij moet net als
iedereen aan de kerk der gereformeerden twee gul
den betalen voor de kerkarmen en daarboven de
proces- en gelagkosten.
- Dirk Pietersz Keijser van Den Burg van vóór 1686,
overleden 1710.
- Dirck Backer van Den Hoorn, ca. 1690 tot zijn
overlijden in 1697.
Nummer 89, december 2008
Historische Vereniging Texel
19