Burgwal 1 9/21Den Burg. Links naast dit pakhuis stond een pakhuis waarin de Vermaning gevestigd was. N. We/boren, pen/inkttekening uit ca. 1964 hield (waarover later meer), verkocht aan Pieter en Jan Bakker, die het daarna als schuur in gebruik namen. Hiermee is het bewijs geleverd dat Burgwal 17 de Waterlandse Vermaning is geweest. Na het samengaan van de Vlamingen met de Water - landers werd de Vlaamse Vermaning tot huis ver - bouwd voor de vermaner en de Waterlandse Vermaning bleef als preeckhuijs gehandhaafd. De Waterlandse Vermaning is in 1672 samengegaan met de Vlaamse Vermaning van Den Burg en heet vanaf dat moment de Vlaams-Waterlandse Vermaning. Oude namen blijven echter lang bestaan: in 1734 is er nog sprake van de Waterlandse Vermaning achter de Wal (DGT 462 d). De broeder van 1744 verhaalt dat oud-leraar Maarten Jansz van Oosterend hem vertelde dat de eerste vereniging tussen Vlamingen en Waterlanders in Zierikzee was en de tweede op Texel 72 jaar geleden in 1672. Na het samengaan van de Oude Friezen met de Vlaams-Waterlandse Vermaning in 1772, werd in 1775 deze Vermaning aan broeder Jan Wilkes verkocht. Detail van de kadastrale kaart van Den Burg uit 1832 met daarop de situatie in 1 828. 1: Nederlands-Hervormde kerk, 72: aan de Burgwal, met pijl aangegeven, Burgwal 1 7. De locatie van de Waterlandse-, vervolgens Vlaams-Waterlandse- en tenslotte hersteld Vlaams-Waterlandse Vermaning (het Jan Wilkes-volk). Leraren van de Waterlandse Vermaning zijn in 1624 Jan Cornelis Laeckencooper en Jan Dircxsz opt Oude Zijt. Zij worden genoemd als leraren in een testament van Marijtgen Hillebrandtsdr, weduwe van wees meester Maerten Maertensz van 13 december 1624. Zij schenkt aan de Vermaning met genoemde leraren een stuk grond in Barningen (Bargen). Dit had zij haar man beloofd. Het bewijs dat het hier om Waterlandse leraren gaat, vinden we negen jaar later als Gerrit Cornelisz Craen, een jongeman, een testament maakt op 27 november 1633, vanwege een gevaarlijke reis naar West-Indië. Hij gaat als barbiers - jongen mee met het schip 'De Geele Son'. De akte werd opgemaakt ten overstaan van Jan Cornelisz Laeckencooper en meester Hans Heijndricxsz van Ceulen en Rudolphus Doeden van Embden. Vlaamse Doopsgezinden vluchtten in de begintijd vaak naar Keulen en later, aan het eind van de 16e eeuw kwamen zij met Duitse Doopsgezinden van de Rijnstreek (de Hoogduitsers) naar de Nederlanden, bijvoorbeeld Vondel. Zij behoorden tot Hoogduitse Vermaningen, die al in 1601 zich verenigden met de Waterlanders. Naar Emden waren in de jaren 1540 vele Nederlandstalige Doopsgezinden gevlucht. Deze Van Embden is mogelijk een zoon van een van deze uitgeweken Doopsgezinden en teruggekeerd naar de Nederlanden. Daarmee behoort hij eveneens tot de rekkelijken. De preciesen waren vanuit Emden naar de Weichseldelta en Danzig gevlucht en stichtten daar vele Vlaamse en enkele Friese Vermaningen. Met andere woorden: met deze meer vrijzinnige Doopsgezinden is het bewijs geleverd dat vermaner Jan Cornelisz Laeckencooper en dus ook Jan Dircxsz opt Oude Zijt leraren waren van de Waterlandse Vermaning aan de Burgwal. Jan Dircxsz woonde op 't Oude Zijt. Dit zou een glop 26 Historische Vereniging Texel Nummer 88, september 2008

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2008 | | pagina 28