j beheersten, bij de loskoop (Van Eeghen 93). Bij hen kon bijvoorbeeld in Amsterdam het geld worden gestort, waarna zij het bewijs daarvan doorstuurden naar de tussenhandelaar in de plaats der gevangen schap. Zodra dat bericht binnen was, werd daar uit betaald en kwam de gevangene vrij. Nog een moge lijkheid was om een bemiddelaar met het geld naar Noord-Afrika te sturen. Met een dergelijke opdracht ging Wijnant de Keyser in 1616 op reis. Een zelfde missie vervulde Thomas Hees in 1675 met een reis naar Algiers. Zijn lotgevallen bewijzen dat een dergelijke onderneming niet zonder risico was. Admiraal De Ruyter ging in 1662 eveneens om gevangenen los te kopen naar Algiers. Van het resultaat van deze reis is in de Koninklijke Bibliotheek een document bewaard, getiteld: Namen vande Christen-slaven Ingesetenen van de Nederland- sche Vereenigde Republijcke, verlost tot Algiers, (boven die lest te Thunis gelost zijn) doorden Manhaften, ende wyt beroemden, Edelen Heer, den vailjanten ZEE- HELDT DE RUYTER Ende aen Boort van zyne onder- hoorende vloodt gebracht vanden achsten tot den dert- hienden April 1662. Op deze lijst worden 38 personen met name genoemd, de overigen zijn niet opgeschreven. Texelaars komen onder de 38 niet voor; wel wordt zonder de losprijs vermeld "Steven Clarebout van 1 t v W Amsterdam/ genoomen met Schipper Barent Roest van Texel an.[no].1660, ghelost met Geit door Capiteyn van Campen". Daaruit blijkt dat ook Barend Roest zelf gevangen is genomen, hetgeen bewezen wordt door een brief van zijn hand in het gemeentearchief van Amsterdam (GAA NA 2755b). Vier kooplieden getuigen daarbij tegenover notaris Pieter van Buytenen dat de brief echt van zijn hand is. Naast loskopen was er ook uitruil van gevangenen mogelijk; gekaapte Arabieren, dikwijls 'Moren' of 'Turken' genaamd, werden ingewisseld tegen West- Europeanen. Zo bericht De Ruyter op 16 april 1662 dat hij 44 of 45 gevangen landgenoten heeft uitge ruild tegen 'Turken'. De laatsten waren echter aan merkelijk goedkoper: op de markt deed een 'Moor' 420 gulden, een gevangene uit Holland moest 670 gulden opbrengen (Boon, 28). Zo wordt ook in een verdrag uit 1684 met Marokko de clausule opgeno men dat bij uitruil met gevangen 'Moren' steeds 420 gulden per persoon zal worden bijbetaald (Den R. 18). Tukte uitruil niet, dan werden de gevangen 'Turken' in Spanje verkocht. Met de opbrengst daar van konden dan weer Hollandse slaven worden vrijgekocht. De Hollandse directie van de Levantse Handel (de Levant noemde men in het algemeen het gebied ten zuid-oosten van Griekenland, zoals Klein-Azie, Syrië en Egypte) kwam dan ook in 1627 met het voorstel om zoveel mogelijk Barbarij se schepen te veroveren en de gezonde beman ningsleden in Genua of op Malta te verkopen (Den R. 16). Een bewijs van een dergelijke Hollandse slavernij is bijvoorbeeld akte 20/31 uit het ONAR dd. 24/11/1629: van 3 gevangen Turken wordt er één wegens 'sodomyen of bagerijn' ter dood veroordeeld, de tweede is aan boord bij admiraal Michiel Jacobsz, waar hij als slaaf werkte, overleden en de derde wordt in Duinkerken als slaaf gehouden. 'Vv ii Fragment uit collecteboekje, met toezegging door onderstuurman Hendrick Willemsz van Texel,de diaconie van Den Hoorn en de diaconie van De Wael, coll. KOG Incidenteel kwamen gevangen vaderlanders, dank zij bemiddeling, kosteloos vrij. Ook werden enkelen gedwongen aan boord van Noord-Afrikaanse schepen te werken. Zo werkte Claes de Visscher vanaf 1654 2 jaar als slaaf op een galei (ONAR, 111/187). Hollandse kapers bevrijdden bij de herovering van zo'n schip de gevangenen. Een enkeling gelukte het om zelf de Nummer 88, september 2008 Historische Vereniging Texel 13

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2008 | | pagina 15