Geketende christenslaven in Algiers, tekening uit 1760
door scheepschirurgijn Jan Veltkamp tijdens een van
zijn reizen met het oorlogsschip Glinthorst.
Coll. Nederlands scheepvaartmuseum Amsterdam
Zij leverden dus altijd geld op.
Een dergelijk slavensysteem werd in oorlogstijd ook
door onze westerse buurlanden gehanteerd.
Zo werden bijvoorbeeld in de oorlog met Frankrijk
te Toulon Tesselaars gevangen gehouden tot er
losgeld voor hen was betaald (zie lijst 2 aan het
eind van dit artikel). Kapers zagen daarbij niet op
tegen verre reizen. Duinkerkers overvielen het
schip De Liefde bij Noorwegen. Dat was in 1643
vanaf Texel vertrokken met als bestemming Zweden
(ONAR 171/13,16). Het schip werd genomen en de
opvarenden werden gevangen gezet te Duinkerken.
Ook bij Texel zelf waren kapers actief: het schip
De Phenix had daar in 1654 de loods al aan boord
maar werd ter plekke door de Fransen geënterd. Ze
namen alles wat ze pakken konden mee: "boter,
kabels, nieuw touwwerk, wijn, bier, broot, de
kleding van de bemanning, een bootje met vier rie
men, een nieuw blindzijl, 2 musketten en een vuur
roer", tezamen voor een waarde van 1741 gulden
(ONAR 155/469,721).
Over de situatie der gevangenen in Noord-Afrika
zijn de geleerden het niet eens. Volgens Den Ridder
werd deze in de schriftelijke berichten nogal over
dreven. Den Ridder spreekt in dit verband over "de
Barbarijse mythe" (Den R. 3).Dat gebeurde dan met
een commercieel doel, namelijk om het thuisfront
te bewegen geld bij elkaar te brengen voor hun los
koop. Blessing daarentegen meent dat de slaven het
werkelijk zeer slecht hadden. Dagboeken van per
sonen die zelf als slaaf gevangen hebben gezeten,
geven daarbij nadere informatie over hun verblijfs -
situatie.
De aantallen slaven werden met hetzelfde commer
ciële oogmerk nogal eens overdreven (Boon, 14). Al
met al zou dus volgens sommigen voor de meeste
gevangenen de werkelijke slavernij zijn meegevallen
(zo Boon, 19). Ook de duur ervan was in het alge
meen beperkt tot 3-4 jaar of korter, al komen ex
treem lange gijzelingen voor (zoals bij Maria ter
Metelen). Pieter Govertsz Tasch wordt in 1644 door
De Ruyter vrijgekocht voor 1200 gulden, na een
gevangenschap van 30-40 jaar (ONAR, akte
129/189).
Bevrijding
Archiefstukken die verband houden met het vrijko
pen van gevangenen vertellen ons op welke wijze
dat in zijn werk ging. Wie zetten zich in en hoe
deden ze dat? In alle gevallen ging het om het bij
elkaar krijgen van het losgeld. Dat kon op verschil
lende manieren gebeuren. Allereerst kon een bedrag
worden vrijgemaakt uit de landelijke kas van de
Staten Generaal, zoals in 1662 toen via een missie
van De Ruyter een grote lossing plaats vond. Aan
het eind van een oorlog moesten namelijk alle
wederzijds gemaakte gevangenen gelost of uitgeruild
worden. Ook uit provinciale of gemeentelijke
middelen kon geld worden geput. Dat gebeurde
eveneens gedurende anderhalve eeuw, maar dat geld
was zelden toereikend door de hoge losprijzen.
Een tweede mogelijkheid vormden de kassen der
plaatselijke diakonieën van de regerende gerefor
meerde kerken. Daaruit kon een bijdrage gevraagd
worden. Een derde mogelijkheid was het organi
seren van een inzameling door middel van particu
liere acties, bijvoorbeeld het met toestemming van
de (stedelijke) overheid organiseren van een loterij.
Oorspronkelijk waren de gereformeerde bestuur
ders daar op tegen, later zagen ook zij geen andere
mogelijkheid om voldoende geld bijeen te brengen.
De overheid riep zelf ook wel eens door middel van
advertenties op om een collecte te organiseren
(Boon; Van Eeghen 71).
Zo werd in 1722 gecollecteerd op de schepen op de
rede van Texel die op walvisvaart gingen. Het
bericht daarover is bewaard, de lijst van intekenaren
is echter helaas verloren gegaan (P Boon; zie Oud
Archief Medemblik 1278b). Particuliere initiatieven
van de achterblijvenden echter zorgden dikwijls
voor de belangrijkste opbrengsten. Een frappant
voorbeeld van een dergelijke activiteit volgt later.
Hoe kwam het geld op de plaats van bestemming?
Hoe werd de losprijs voldaan? Ook daarvoor
bestonden verschillende mogelijkheden.
Allereerst: er waren vertegenwoordigers van ons
land in Noord Afrika. Deze consuls konden bemid
delen bij de overdracht. Daarnaast waren er tussen
handelaren actief. Vaak bemiddelden joden, die de
vele handelstalen van het Middellandse Zeegebied
12
Historische Vereniging Texel
Nummer 88, september 2008