Copye Laus deo den 24 Augustus geschreven Beminde huijsvrou Antjen Cornelis ick laet uE weeten als dat ickende al ons folck noch gesont van lichaam benne, maar benne Godt betert in Elendige slavernije, den 28 Julij benne wij ontrent 6 a 7 mijl van boelij n van 4 turcken genoomen ende den 18 tot asien gecomen, ende ick ende Stuijrman, Timmerman, Steven aeres ende Jan, benn verkoft maer pietter ende de hoochbootsman Benne noch niet verkoft ick ben vande alderslimste van allen, daer heel weijnich te eeten is ende swaer seggen sij om te lossen, te weten duijr om geit beminde huijsvrouw ick weet wel dat uE u best voor mij doen sult. hoe wel uE daerselven niet toe hebt ick hoop dat daer noch goede menschen beminde huijsvrouw gaet met Ootmoedigheijt bij mijn beminde reders ofte noch met barmharticheijt beweeckt worde als ick hoop dat de lieve Godt geven sal datse noch eenich medogentheijt met mij hebben sullen, ick hoop beminde huijsvrouw dat de lieve Godt uE ende mijn lieve kinderkes gesontheijt geven sal ende uE stereken in uE swaricheijt, ende laet Jan Oom een lettertjen oft twee schrijven in de streeck aan Jacop 't hooft aen Moeij, anne een an pietertjen dat se het weete laet tot Buicksloot. succes te hebben? Dit was een geheel nieuw terrein voor me. Dat betekende veel lees- en speurwerk. Want over algemene zaken, zoals de rol van Nederlanders in de gehele slaven handel, is vrij wat gepubliceerd. (Voor voor beelden zie de literatuuropgave hieronder) Ook hebben enkele gewezen slaven hun belevenissen op schrift gesteld. Maar een overzicht van lokale gevangenen heb ik ner gens gevonden en zeker niet van Tesselse slaven. Wat ik de lezer hierbij aanbied, is dan ook volstrekt nieuwe informatie. Ik moet er aan toevoegen, waarschijnlijk vormen de hier genoemden niet het totale aantal Tesselse slaven. Denkbaar is dat in andere archiefbronnen, zoals in collecteboekjes van andere plaatsen of in notariële archieven, nog nieuwe namen opduiken. Ook wordt, zoals hierboven is opgemerkt, slechts één van de bij de slaven handel betrokken groepen besproken. Het totale aandeel van Tesselaars in het gehele proces blijft dus (voorlopig?) onbekend. Ik heb echter gemeend u dit eerste resultaat niet te moeten onthouden. Transcriptie van de brief van Barend Roest, gespeeld middels de West-Indische Compagnie, waarin Zeeland een centrale positie bekleedde. Ook hier onderzoeken we niet of er Tesselaars als opvarenden van bijvoorbeeld de West-Indische Compagnie betrokken waren bij het ophalen en vervoeren van slaven (zoals van de kust van Afrika naar Zuid-Amerika). We beperken ons tot de laatste categorie: de gevangenen. Deze derde groep zijn de slachtoffers, de mensen die als slaaf worden verhandeld. Speurtocht Zoals gezegd, in 2000 werd ik verrast door een mede-onderzoeker die mij een lijstje aanbood van Tesselaars die als slaaf gevangen zaten in Noord- Afrika, zoals in Algiers, Tunis, Tripoli en Marokko. Deze gebieden maakten toen deel uit van het Turkse of Osmaanse rijk. Ik had als jongen wel boe ken over de Barbarijse zeerovers gelezen (Paddeltje en dergelijke), maar ik had er geen moment bij stil gestaan dat een dergelijk lot ook Tesselaars had getroffen. Dat bleek dus het geval te zijn. Met het lijstje namen van Poortvliet begon mijn zoektocht. Was dit alles wat over dit onderwerp te vinden was, m.a.w. was dit het totale aantal Tesselse slaven, of zouden er nog meer te vinden zijn? In welke archieven zou ik moeten zoeken om enige kans op Gevangenneming Wat gebeurde er wanneer er een West- Europeaan gevangen werd genomen en in Noord- Afrika terecht kwam? Om dat te begrijpen dienen we ons te realiseren dat gevangenen een zekere waarde vertegenwoordigden. Maar ze vormden slechts een kostenpost, totdat ze werden vrijgekocht. Het was dus voor de eigenaar van het grootste belang dat ze gezond bleven tegen zo min mogelijke kosten. Daarom werden ze in het algemeen niet aan al te zwaar werk in de Afrikaanse hitte blootgesteld. Dat werd opgeknapt door zwarte slaven. Want van veel groter belang dan de arbeids prestatie der West-Europese gevangenen was hun economische waarde als gijzelaar. Den Ridder stelt de losprijs van een slaaf op gemiddeld 1000 gulden (Den R. 17). En dat, terwijl de maandgage van een bootsgezel in die tijd nauwelijks 20 gulden bedroeg! De slavenprijs daalde echter wanneer er een ziekte in het land heerste; want elk sterfgeval van een slaaf betekende een verliespost (Van Eeghen, 90). Wellicht daarom stond men toe dat de kloosters in Noord-Afrika (die waren er werkelijk!) de zieken verzorgden. Lang niet elke gevangene werd dus als slaaf hard behandeld. Daardoor bleef er ook 'een deur geopend' tot hun bevrijding. En bleef het losgeld uit, dan kon men ze alsnog en nu écht als slaaf verkopen. Maar bijvoorbeeld schippers waren tegen gevangenneming verzekerd. Nummer 88, september 2008 Historische Vereniging Texel 11

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2008 | | pagina 13