tijd bekaaid vanaf gekomen. Daar komt bij dat we niet weten of het toeval is dat die Texelse notarissen het woord geschilderde gebruikten bij meubilair. Met andere woorden: zo'n vermelding zegt niets over de meubelen waarbij die toevoeging ontbrak. Uit deze 67 notariële boedelbeschrijvingen kunnen we dus alleen concluderen dat beschilderd, geverfd en ge- houten meubilair op Texel voorkwam bij boeren van doopgezinde, rooms-katholieke en gereformeerde huize. Inboedels van Texelse niet-boeren heb ik te weinig bekeken om daar conclusies aan te verbinden; wel zag ik kleurrijk huisraad in boedelbeschrijvingen van 1 joodse en 3 doopsgezinde handelaars. Uitschieter in die 71 boedelinventarissen was de boedelbeschrijving uit 1813 van Arie Leijen, boer en bakker in De Waal en zijn vrouw Dirkje Pieters Dijksen, met 12 geschilderde, 1 geverfd en 2 verlakte meubels, naast hun mahonie en eiken meubilair. In haar boedelbeschrijvingen van Texelse walvisvaarders en hun weduwen vond Ineke Vonk-Uitgeest nog 7 boedels waarin beschilderd huisraad genoemd werd; uitschieter hierbij was Trijntje Klaas Daalder, weduwe van de commandeur ter walvisvaart Simon Maartensz Walig in de Herenstraat in Den Hoorn, met in 1798 7 stuks beschilderd en 3 stuks verlakt huisraad. Kortom: kleurrijk huisraad was in de 18e en 19e eeuw niet ongewoon op Texel en kwam bij mensen van alle gezindten voor. Waar werd dit bijzondere bedbankje gemaakt? Naspeuringen vanaf de kant van de eerste eigenaars van dit bedbankje leverden tot nu toe niets op. Voor diverse familieleden van het bruidspaar was de wereld groter dan Texel: Crillis Wildeboer, een oom van de bruidegom, was grootschipper (Dijt). Pieter Jansz Reij, broer van de bruid, verkocht in 1750, een tijd van veesterfte in Westfriesland, op de Meimarkt in Hoorn 4 magere ossen voor 108,- per stuk, toen een kapitale prijs, aan de Hoornse slager en vetweider Verloren (WFA, familiearchief Verloren). Mogelijk was een van beiden de gulle schenker en bracht het bankje speciaal voor het bruidspaar van elders mee. Kan het bankje ons misschien zelf iets over zijn herkomst vertellen? Het model van dit bedbankje duidt op een West- Friese, Friese of Zaanse herkomst, beter geformuleerd: een bankje wat gemaakt is voor de West-Friese, Friese of Zaanse markt. Het is een kistje waarvan de zijkanten tevens als pootjes fungeren, met een trapeziumvormige vlakke deksel met geprofileerde rand. Onder dat deksel werden kleine kledingstukken bewaard. De Amelander bedbankjes zijn van een ander model: een bankje zonder opbergmogelijkheid met beschilderde en uitgesneden voorzijde. In Hindeloopen gaf men over het algemeen de voorkeur aan beddetrapjes. Het Zaanse publiek prefereerde over het algemeen schilderingen met een lichte achtergrond in een medaillon, ingetogen van kleur, met vooral blauwen en groenen. Het royale gebruik van vermiljoenrood en het donkere bruinrood op het deksel van ons bedbankje komt overeen met de Friese en West-Friese smaak, althans, met de kleuren zoals die daar aangetroffen zijn. De gezichten van "ons" bedbankje zijn nog kinderlijker getekend dan op de Hindelooper meubelen: Een ovaal vlakje met streepjes voor neus en mond, zoals een kind van een jaar of 6 dat zou tekenen. En de omlijsting met florale motieven, die vaak zo typerend is voor het schilderwerk wat we aantreffen bij beschilderd huisraad in de Friese Zuidwesthoek, ontbreekt bij het Texelse bedbankje. De schildering is mij ook te uitbundig voor doops gezinden, zo dacht ik in eerste instantie. Het frequente gebruik van het dure, vrolijke vermiljoenrood in de flamboyante mantels roept associaties op met het rijke roomse leven, tenminste, als we doopsgezinden associëren met ingetogen en rooms-katholieken met uitbundig. Voor wat betreft de eigendom klopt dit: het bedbankje is te beginnen met het bruidspaar Boersen - Reij steeds in bezit geweest van rooms- katholieke mensen. Daarbij komt dat de voorstelling, Zacheüs in de vijgenboom, niet bekend is van Zaanse meubelen met hun vermeende doopsgezinde achtergrond. Maar, waarom zouden doopsgezinden eigenlijk niet "vallen" voor zo'n in vermiljoen beschilderd bankje? En bestaat dat door sommige kunsthistorici genoemde verschil tussen doopsgezinde en rooms-katholieke onderwerpkeuze en kleuren eigenlijk wel? Als dat het geval is, zou de anonieme schilder dan zijn eigen geloofsovertuiging mee laten spelen in zijn onder werpkeuze en stijl van beschilderen? Of zou hij werken voor de markt: typisch rooms-katholieke onderwerpen en kleuren voor rooms-katholieke klanten en typisch doopsgezinde onderwerpen en kleuren voor doopsgezinden? En dan de gerefor meerden: hadden die wel eigen voorkeuren ten aanzien van onderwerpkeuze en kleurstelling? Werkten die schilders misschien op bestelling, een of meer prentenboekjes, voorbeeldboekjes, binnen handbereik? Dat zijn allemaal vragen waar ik geen antwoord op heb. Herkomst uit een atelier met een omvangrijke, diver se klantenkring lijkt me, gezien de vlotte schilderstijl voor de hand te liggen; dat suggereert al een stedelijk atelier. Deze veronderstelling lijkt aan te sluiten bij resultaten uit het onderzoek van Hans Piena, die binnenkort hoopt te promoveren op Beschilderde meubels van witwerkers, 1600 - 1900. Op basis van 20 Historische Vereniging Texel Nummer 87 juni 2008

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2008 | | pagina 22