schilders ingeschreven (Fock). Daarna won vooral in de steden de mode het van de traditie. Op het rijke platteland van noord en west Nederland bleven de beschilderde meubelen langer geliefd. Tegenwoordig staan vooral Flindeloopen, de Zaan streek, Ameland en Marken hierom bekend. Deze gebieden onderhielden innige handelscontacten met Amsterdam: Flindelooper schippers voeren op de Oostzeelanden voor Amsterdamse reders en hun schepen werden gebouwd in de Zaanstreek. De Ame lander walvisvaarders leverden traan en smeer aan de Zaanstreek. De Zaanstreek en Amsterdam waren economisch nauw verbonden. Het hoge percentage vermogende doopsgezinden in de Zaanstreek, in Hindeloopen en op Ameland vormde een volgende overeenkomst. Op grond daarvan trekt J.R. Jas in haar bijdrage Bijbelse geschiedenissen op beschilderde meubelen uit de 17e en 18e eeuw de parallel tussen die doopsgezinde milieus en het daar frequente voorkomen van beschilderde meubelen. Maar gaat dat ook op voor Texel en de andere streken in Noord-Nederland waar deze beschilderde meubels voorkwamen? Ik zal trachten die vraag voor Texel te beantwoorden. Notarissen, bedbankjes en beschilderde meubels op Texel Bedbankjes kwam ik vaak tegen in notariële boedel beschrijvingen van Texelse boeren in de 17e, de 18e en in mindere mate in de 19e eeuw: van de 160 boedel beschrijvingen van Texelse boeren die ik bekeken heb, waren er 58 waarin bedbankjes genoemd werden. Deze bankjes dienden als opstapje om in de hoge bedstee te stappen. Tot en met medio 19e eeuw ver tegenwoordigden ze een zekere financiële waarde, immers, alleen spullen van waarde werden in zo'n boedelbeschrijving genoemd. In de eerste helft van de 19e eeuw was die waarde nog maar 25 cent en aan het eind van die eeuw werd de waarde zo gering geacht, dat ze niet meer vermeld werden. Behalve die financiële waarde vertegenwoordigden ze in de 18e eeuw ook een emotionele en symbolische waarde; reden waarom ze soms als huwelijkscadeau dienden. Ze vormden immers letterlijk en figuurlijk de opstap naar het nageslacht. In notariële boedelbeschrijvingen van Texelse boeren kwam ik vanaf 1730 geschilderde en geverfde kisten, kasten, tafels en ook bedbankjes tegen. Ineke Vonk- Uitgeest verraste me met een boedelbeschrijving van een Texelse walvisvaarder, met al in 1721 een schildert kasjen. Ik ga er nu vanuit dat de termen geschilderd en schildert synoniem zijn met ons huidige beschilderd. Ook de beschilderde tafel uit het poppenhuis in het Frans Hals museum in Haarlem werd in een 18e eeuwse boedelbeschrijving immers een geschilderde tafel genoemd (Runia)Op basis van die Texelse inboedelbeschrijvingen krijg ik de indruk dat het van het toeval en vooral van de notaris afhing of materi- aalsoort(en) en afwerking bij het betreffende meubel vermeld werden. Sommige notarissen hielden zich daar niet mee op: een kast was een kast, maar de ene kast werd wel duurder getaxeerd dan de andere. Andere notarissen noemden houtsoorten, inlegwerk of fineer opgelegd) en maakten onderscheid tussen geverfde en geschilderde meubelen. De notarissen Simon Bakker, Zacharius Gravius, M. Brouwer, Jan Star, J.L. Kikkert en Coninck Westenberg noemden in de 18e en de 19e eeuw geschilderde koffiekannen, theebladen, borden, kisten, kasten en kastjes, hangkastjes, tafels, theetafels, veldtafels, klaptafels, zeekisten, een theestoofje, een vuurschutje, hoekkastjes, een kabinet, een kabinetje, een buffet en een glazenkast. En ook geverfd huisraad, soms met een kleuraanduiding. Zo stond er in 1809 bij Teunis Koning en Dieuw Duijnker op Zevenhuizen in het achterkeukentje een regtbankje, daarop een geschildert kleedje en in het voorhuis diverse blauw geverfde trommels en bussen. Op grond hiervan neem ik aan dat deze notarissen bij verven bedoelden dat een meubel in één kleur geverfd was en bij schilderen dat er een voorstelling op geschilderd was. Daarnaast kende notaris Beets ook het houten van meubelen: het op een dusdanige manier schilderen van een houten meubel, dat het eruitzag of het van een andere houtsoort gemaakt was: hij noemde een eikenhouten geschilderde kast in 1821 op Molenhoeve bij Pieter van der Schans en Trijntje Jans Boersen, dochter van het echtpaar van ons bedbankje. Diezelfde notaris Beets was overigens de enige notaris die in verschillende boedels 3 geschilderde bedbankjes noemde. Gedurende ruim twee eeuwen ontbrak bij zijn collega's op Texel die combinatie van de woorden geschilderd en bedbankje. Misschien omdat ze die toevoeging niet belangrijk genoeg vonden, of omdat het vanzelfsprekend was dat bedbankjes beschilderd waren; en misschien was dat bij de arrensleden en de kreupels even vanzelfsprekend. De arrensleden en kreupels die ik ken, zijn in één kleur geverfd of beschilderd met profane of bijbelse voorstellingen, florale of animale motieven. Ook bij die arrensleden en kreupels ontbreekt steeds de toevoeging beschilderd of geverfd. Dit impliceert dat die oude Texelse notarissen bij het opstellen van hun inventarissen mogelijk meer beschilderde bedbankjes en ander beschilderd huisraad aantroffen dan zij vermeldden. Slechts in 1 inboedel is sprake van een Saardammer tafel; die stond in 1809 bij de rooms-katholieke schipper, boer en winkelier Hendrik Kuip in de 18 Historische Vereniging Texel Nummer 87, juni 2008

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2008 | | pagina 20