T 7 V 002615
r.
van Ingen Schenau
Frans Louis
19 Februari 1921
Medan
Nederlandsch Oost Indië
2 2 DEC, mi
TEXEL
U
■U*r
Persoonsbewijs Frans van Ingen Schenau 22-12-1941
en zou proberen rechtstreeks naar huis te gaan. Vader
en mijn broer bleven eerst nog in Groningen. Ik ben
naar de Leeuwarderstraatweg gelopen om te proberen
daar een lift te krijgen, maar daar stond al een hele rij.
Ik liep dus maar door. Een vrouw komt mij hollend
achterna: 'Meneer, waar gaat u naar toe?' 'Ik ga
richting Leeuwarden'. 'Mag ik dan met u mee, ik sta
hier al drie dagen'. Het bleek dat ze naar haar zoon in
Groningen was geweest, die daar in het ziekenhuis lag.
Ze woonde even buiten Leeuwarden op een boerderij
en had een gezin, dus ze moest nodig weer naar huis
terug. We liepen samen tot Visvliet en dronken wat in
een cafeetje. Daar stopte een auto beladen met drums.
Ik bood de chauffeur wat eigenteelt tabak aan en
vroeg waar hij heen ging. Ook Leeuwarden, dus vroeg
ik of mijn reisgenote en ik mee konden reizen.
Dat kon. Samen boven op de drums gekropen,
want in de cabine zaten al passagiers. In ieder
geval ging dit sneller dan lopen. Vlak voor de stad
staakte de gaspot zijn werk en kon de vrachtauto
voorlopig niet verder. Ik besloot om verder te
gaan lopen. Bij het vliegveld aangekomen doken
opeens de 'Tommies' uit de wolken. Van de andere
kant kwam een vrachtwagentje aanrijden met
wat mensen in de laadbak. Door het lawaai van
de motor had niemand nog de Tommies gehoord. Ik
waarschuwde ze en we renden met z~n allen op zoek
naar een schuilplaats. Toen het voorbij was, mocht ik
meerijden tot Franeker. Mij werd verzocht om een
meisje, dat op weg was naar haar oom in het
Heerenlogement in Harlingen, te vergezellen. Zij had
een koffer bij zich en een rugzak met een kapot
draagstel. We droegen allebei wat en wisselden af en
toe. In LIarlingen moest ik naar notaris Ypma voor
onderdak. Het was familie van Lap de postbode. Ik
werd er hartelijk ontvangen, maar ze waren zeer
verbaasd dat ik zover gekomen was zonder te zijn
aangehouden. De volgende morgen bracht de vrouw
me door wat achteraf straatjes buiten Harlingen. We
namen afscheid en ik ging onder de dijk langs naar
Zurich. Ik dronk daar een kop koffie en kreeg te
horen dat vóór de Afsluitdijk een wacht stond. Het
weer was bar slecht, motregen en harde wind. Een
Duitse soldaat stond in zijn wachthuisje en vroeg mijn
papieren. Hij bekeek mijn valse pas en vroeg waarom
ik naar huis mocht. Dus de val op het ijs, de
hersenschudding en de helse hoofdpijnen kwamen
weer voor het voetlicht. Dat was de reden waarom ik
was afgekeurd. Voordat hij verder kon vragen,
vroeg ik hem of hij een auto voor mij zou
kunnen aanhouden. Nee, daar begon hij niet aan.
Ik moest maar doorlopen naar Kornwerderzand;
6