Op 6 december marcheerden we naar Oudeschild en werden aan boord van 'De Marsdiep' gebracht. Toen we vertrokken, hebben we luidkeels het Wilhelmus gezongen. We voeren naar Harlingen, waar een paar bussen klaar stonden. We werden naar het vliegveld van Leeuwarden gereden waar we de nacht in een barak doorbrachten. Samen een man of zestig. De volgende dag kregen we te horen dat we niet te werk gesteld werden op het vliegveld, maar dat we naar Assen moesten. Weer in de bussen. We stopten in Vries, waarom weet ik niet. Laat in de avond waren we in 'Port Natal' in Assen. Wij moesten allemaal naar de zolder, waar Henk de Bloois het stro voor ons aan het opschudden was. Dat was in ieder geval lekker warm. Tot Assen had mijn vader min of meer de leiding op zich genomen. Hier nam architect Niek Schermer het over. De volgende morgen werden we door Schermer bij elkaar geroepen. 'Mannen, ik heb gisteravond in Vries gehoord dat er een man of vijfentwintig vrijwilligers worden gevraagd om in Vries te gaan werken. Wie gaat er mee? We zitten daar in ieder éi— s- /A *1*'" t-ZO OC-T a, j DE KANT. HAVENMEESTER V D. RIJKSWATERSTAAT TE OUDESCHILD. Bij hun vertrek van Texel vonden de mannen een kistje met gerookte vis, waarbij deze brief zat. geval op het platteland en dat is beter dan hier in het gesticht'. Veel oudere mannen stemden in evenals een aantal jonkies, zoals mijn broer en ik, Arie Lap, de gebroeders Zwart uit Het Noorden en Jaap Schaatsenberg. Jord Hoevenaar en de zonen van bakker Buijs uit De Cocksdorp gingen ook mee naar Vries. We werden ondergebracht in twee boerderijen, in de stal boven de koeien, dat was in ieder geval lekker warm. De volgende morgen moesten we naar een steunpunt. We kregen voedselkaarten en een schop en we konden aan het werk. Schermer had meteen twee zieken gemeld. Die 'zieken' gingen met lijsten langs de deuren en binnen twee dagen hadden we allemaal een kosthuis. Dit tot groot ongenoegen van de Friezen uit Leeuwarden die hier al weken zaten. Stadsfriezen en Drenten? Dat strookte blijkbaar niet erg. Vader, als oudste van de groep, werd ondergebracht bij de huisarts en knapte helemaal af. Op dokters advies bleef hij thuis. Arie Lap en mijn broer zaten bij de veearts en ik werd kostganger in het plaatselijke café 'Quatre Bras' van Mans en Hillichie Lutgers. Daar was een warme kachel en voldoende eten, want de vader van de eigenaar had een bedrijf met drie dorsmachines, 's Avonds kwamen de officieren van de arbeidsdienst van de overkant hier koffie drinken. Ze zorgden waarschijnlijk zelf voor de aanvoer van koffie. Met de voeten op de stang rond de kachel werd heel wat afgepraat over 'Dolle Dinsdag', het Ardennen offensief en van alles en nog wat. Omoe Lutgers zat er ook bij en leerde mij hoe ik sokken moest stoppen. Mans versierde een stel klompsokken voor me, lekker warm in mijn laarzen. Ik sliep heerlijk op een opgevouwen karpet op een stel groentekistjes en deelde de kamer met een jongeman die op de melkfabriek werkte. De volgende morgen gingen we aan het werk. We moesten een tankgracht graven in een bouwland met herfstraapjes. We leerden al gauw dat die goed smaakten. De tankgrachten werden gegraven ter verdediging van Assen. Ik betwijfel of een moderne tank hiervan ook maar enig hinder van zou onder vinden. We werkten niet al te hard maar net genoeg om een beetje warm te blijven. Soms kwam 'Schele Anton' van Organisation Todt de werkgroepen inspecteren. Hij vond dat de oude IJ ska niet hard genoeg werkte en roste hem af met zijn eigen schop. 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2007 | | pagina 6