dit kleet heeft Martinus my omhangen". Deze Martinus deelt ook aalmoezen uit, en de naburige armen plegen op die feesten, met name wanneer op de vigilie van Sint Maarten met alle overdaad geschranst, gedronken, gedanst en gespeeld wordt, genodigd te worden of iets uitgedeeld te krijgen. Ook de kinderen steken 's avonds voor Maarten kaarsjes aan, of zingen bij een goed vuur: "stookt vier, stookt vier, Sinte Marten komt hier, met zijn bloote armen, hy zoude hem geerne warmen". De maand december brengt ons natuurlijk de sinterklaasviering. Magyrus moet daarover kwijt: "een kindere Heyligfe], die Iaarlyks met verlangen verwagt wort, omdat hy onder gruwelijke leugens, bedrog en verschrikkinge veel soetigheyt mede brengt, 't welk men den kinderen wijs maakt, en van jonks op inplant, dat Claas al dat goet tot de deur of schoorsteen inwerpt; of inde schoenen of kousen bij nacht steekt, daar de Ouders wel beter weten". Zo wordt de leugen, de superstitie [bijgeloof] en afgoderij "den kinderen in den pap te eeten gegeven. Dit noemen wy dan met alle recht een van de leugenachtige daagen, zoo als de zelve werd onderhouden avonts voor Claas, daar door de menichte duyzenden mede verspilt werden". Over kerstmis vermeldt Magyrus slechts: "die op kerstdag geen witte brood-zop at zou zorgen het kindeken Iesus niet recht geeert te hebben". Daarmee is de jaarkring vrijwel rond. Er is na Magyrus veel veranderd in de vieringen van de katholieke jaarkring. Voor een deel zult u dat zelf kunnen constateren of zelfs hebben meegemaakt. Dat kwam niet zozeer door Magy rus en zijn collega's of door de strenge gere formeerde opvattingen van die dagen. Het leven en de gewoonten bleken zoals gewoonlijk sterker dan de leer. Ook de gereformeerden (hervor mden) gingen met palmpasenstokken lopen, Sint Maarten en Sinterklaas vieren, om maar wat te noemen. Als tijdsdocument is het boek echter een geweldige vondst: zo deden en geloofden dus de nog meerendeels katholieke inwoners van Texel in de zeventiende eeuw. En het is daarbij niet zo verwonderlijk, dat velen van hen aan de oude religie de voorkeur gaven boven de nieuwe gereformeerde leer: die verbood toen nog praktisch alle leuke dingen. Mennonieten komen bij Magyrus niet in beeld. Vermoedelijk waren ze voor hem een verwaarloosbare minderheid, hoewel ze in de 19e eeuw net als de katholieken een derde van de bevolking uitmaakten. Maar ze gingen in stilte hun weg en provoceerden hem niet, zodat ze van hem geen aandacht kregen. Gerard van der Kooi Met dank aan Wilma Eelman, Leni Kikkert en Mirjam Klaassen Literatuur: Sytske Viddcher, 'Onderzoek naar predikanten', in: Genealogie, Jrg. 13 no.2 (2007). W.C.M. Regt, Naamlijst der predikanten bij de Gereformeerde en Chrl. Gereformeerde kerk en dito gemeenten. A.J. van 't Riet, Kerkelijke archieven (inventarissen) deel 18 (1990). Archief van de kerkmeesters, Archief NH Den Burg no.1. F.A. van Lieburg, Repertorium van Ned. Hervormde predikanten tot 1816 (1996). Kerkelijk alphabeth van alle predikanten, die zedert de hervorming der kerken tot den jare 1756 toe het H. Evangelium bediend hebben, etc. (1756). Bijdragen voor het Bisdom Haarlem, verschillende jaren. J. Reitsma en S.D. van Veen, Acta der provinciale en particuliere synoden, I: Noord-holland 1572- 1608. O.J. de Jong, De eerste drie Noord-Hollandse synoden, in: Ned. Arch. voor Kerkgeschiedenis 58 (1978), p. 190-204. 17

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2007 | | pagina 19