die Magyrus behandelt alleen die zaken die ons
informatie geven over de gang van zaken op
Texel in de 17c eeuw, en die hij, naar wij veron
derstellen, uit eigen aanschouwing daar mee
maakte. De gewoonten en gebruiken die wij hier
vermelden staan deels in de Almanach en deels in
de Toegift. Wij volgen zijn gang door het jaar.
Op Nieuwjaarsdag dan vermeldt Magyrus dat
men 'rijstenbrij'eet, en met Driekoningen dat men
drie kaarsjes aansteekt en "met vermaak [kin
deren] hooren zingen en mild beschenken, die
dan, met een gemaakte sterren, by de huysen
omgaan, zingen en schooyen".
Bij 'Koppermaandag' op 8 januari noteert hij het
gebruik om "Een doode te dragen, en onder 't
begraven bloodts hooft te staan, om quansuis
[voor de schijn] voor die verstorvene noch een
goedt woort te spreken". Op VrouwLichtemis (2
februari) vindt een zegening van waskaarsen
plaats.
Op Vastenavond wordt met de rommelpot ge
lopen, "en [men zet] dan koek-pan noch [en] wa-
fel-yser te vier". En: "Eer men onder het Paus
dom in den vasten treedt, zoo maakten goede
chier [sier] met gastmalen; want dan mag men
eeten, al wat men wil: maar den aschdag gekomen
zijnde, dan is 't bij de bek af; ja een dood zonde
geacht Vlees of eyeren te eten..zoo gaat men op
Woensdag naa Priester-oom, die dan haar alle
teekent met geheiligde asche op het voorhooft
met een kruyce". Alhoewel: de vasten kun je af
kopen voor 10 grossen (d.i. 5 stuivers). Er wordt
trouwens vier maal per jaar gevast: in de 3e week
van advent, in de le lenteweek, in de le week na
pinkster en in de 3e week van september. En dan
op Palmzondag: "een groot kruis van palm te
maaken, en die te vullen met koek en vijgen, en
dezelve den kinderen inde hand te steeken; of ook
takjes van palm uit te deelen aan 't volk, die
gewijd zynde groote kracht word toegeschreeven
tegen de Duyvel of ook onweder". En als de
koeien naar de wei gaan, worden ze met wijwater
besprenkeld, opdat ze 'dikke melk' krijgen.
Op Goede vrijdag worden de katholieken "met
poppen en heilichjes gepaayt", daarom noemen
ze het een goede dag, hetgeen nog wordt
uitgewerkt in: "eyeren, vlaaden en paas-weggen
[een wegge is een brood] eeten".
Op mei-avond wordt de meiboom geplant, op
sacramentsdag (5 juni) wordt Christus [de hostie]
rondgedragen in een doosje, en men gelooft dat
zaad op de dag van Sint Johannes de Doper (24
juni) gezaaid, de volgende morgen al boven de
grond staat; de molens worden dan tevens
getooid met St. Janskruid tegen blikseminslag, dat
helpt ook tegen ziekten en, "boter op St. Jan
gekarnd, beschimmelt nooit".
Met Hartjesdag, 18 augustus, houdt men zich
bezig met het "op één lijn het gaaiken te schieten,
den haan ofte konijn te kneppelen, peerden te
berijden; daarop dan gemeenelijk volgen volle
kroegen, dronken gelagen en dikmaal swaare
onheylen".
Allerheiligen brengt Magyrus tot een zeer uitge
breide opsomming van allerlei beschermheiligen
tegen alle mogelijke kwalen en voor velerlei
landstreken. Zo helpt Clara bij oogkwalen, Mam
marus beschermt de tepels, Petronella helpt tegen
de koorts: men moet dan "een gekruyste stuyver
met een ey op een kruysweg leggen": wie hem
opraapt krijgt de koorts van de gever. Sinte Mar
griet, door een draak opgeslokt, heeft diens buik
opengescheurd en is nu helpster bij barende vrou
wen, enzovoorts enzovoorts. Magyrus besteedt er
30 pagina's aan, om daarna te concluderen: 'het is
het oude heidendom, het laaken [heeft] een
andere coleur, het kleet na de nieuwe mode te
knippen in een ander fatsoen'.
Een dag later, op Allerzielen, stoort Magyrus zich
aan gebruiken bestemd voor de zielen in het
vagevuur: er wordt een uitvaart gehouden voor
alle zielen die nog niet met geld zijn vrijgekocht,
"voor wie men een misjen knapt, of eenige ave
Marias en roosen hoetjes leest".
En wat deed men op 11 november met Sint
Maarten? Magyrus constateert alweer dat het een
feestdag is van brassen met gasten, en waar men
liedjes zingt als: 'Heere Sint Marten heylig zant
sint], goede platte mispelen wassen [groeien] in
u land, kyrioleys' [sic], en: 'Martijn, Martijn, 't
avont Most en morgen wijn'. Ook worden er
brasmaaltijden gehouden met de vette Sint
Maarten-gans en er worden ommegangen
gehouden. "Deze S. Marten word zyn afbeeldzel
vertoont als een ruyter zittende op een Peert en
met een degen, zijn veltkappe ofte krijgsmantel
deylende; en als een arm mensch een gedeelte
daar van kreeg, zoo is Christus hem nachts daar
aan verscheenen met een gedeelte van die kap of
mantel omhangen, zeggende tot de Engelen, met
16