Does genoemd) alle rooms bezit daar te confis
queren. Hij rapporteert dat hij het volgende in be
slag genomen heeft: een huis met erf in de Mo
lenstraat in Den Burg, een achterhuis in De
Koog, 150 gulden en zilverwerk, wellicht gebruikt
voor de eredienst. Zijn optreden draait op een
rechtszaak uit. Hij wordt namens de katholieken
gedaagd door (let wel!) Jacob Reyersz Voocht,
weesmeester, JacobJansz Schagen, oud-schepen,
Claes Claessen, oud-burgemeester en Pieter Ja-
cobsz Copgens, poldermeester. Niet de gerings-
ten bleven dus katholiek, en kennelijk zonder
problemen te ondervinden bij hun benoeming/-
verkiezing! Het Hof beslist vervolgens dat alleen
het zilverwerk (als mogelijk particulier bezit)
wordt teruggegeven. Katholicisme was tenslotte
illegaal. De visitatieverslagen noemen Texel re
gelmatig. Zo wordt in 1652 geconstateerd: "Texel
deservit Bruno Johannis" (Texel wordt ijverig be
diend door B.J.; Wieringen daarentegen is hope
loos). Johannis vraagt reeds een jaar later om gel
delijke steun en zal dat in 1655 nog eens herhalen.
De noodzaak daarvan wordt door zijn oversten
onderschreven, maar men raadt Texel aan eerst
zelf een collecte te organiseren. Pastoor Joannis
zal in 1661 te Amsterdam overlijden en worden
opgevolgd door Jacobus Rosendael.
Het gaat de katholieken op Texel verder voor de
wind: ze worden in 1661 oogluikend toegestaan
tegen betaling van (hoge) 'recognitiegelden'
(erkenningsgelden). Pastoor Andreas Sylvius (Van
den Bosch) bericht in dat jaar aan zijn oversten
dat er op Texel tussen de 900 en 1000 commu
nicanten zijn. Tenminste een derde van de bevol
king is dus nog steeds trouw aan de katholieke
kerk. De ene schout die er is, geeft hen alle vrij
heid en er is vrede tussen hem en de pastoor. Er
zijn in dat jaar 30 gedoopten, 19 huwelijken en 25
bekeerlingen (kennelijk uit de gereformeerden!).
Dat zit de gereformeerde predikanten natuurlijk
helemaal niet lekker. Maar zo gaat het door ge
heel Holland; de Staten van Holland schrijven
reeds in 1635 aan het Hof van Holland in Den
Haag, dat de plakkaten tegen de Roomsen niet
worden uitgevoerd, terwijl die nota bene de ko
ning van Spanje willen steunen! In 1643 vraagt
het Hof van Holland aan de Staten van Holland
naar 'de stoute licentie der pausgezinden in de
provincies'. Gebleken is namelijk dat allerlei
soorten priesters publiekelijk getolereerd worden.
Hun aantal overtreft zelfs verreweg dat der
predikanten, en ze hebben met name in het
Noorderkwartier een menigte 'capellen' gebouwd
zonder enige belemmering te ondervinden. Zelfs
hebben ze een volledige hiërarchie gevormd,
inclusief bisschoppen.
Een gedeeltelijke verklaring daarvoor vinden we
in de internationale politieke situatie. De rooms-
katholieke herleving werd ook geholpen door de
landelijke politieke ontwikkelingen. Holland was
vrijwel voortdurend in oorlog met het katholieke
Spanje, soms met, soms tegen het katholieke
Munster, de katholieke Fransen (die een deel van
de gewesten tot Utrecht toe bezetten) of de
Engelsen die zo af en toe ook weer katholise-
rende trekken vertoonden, bijvoorbeeld onder
koning Karei II. Men kon dus ook internationaal
niet te fel anti-katholiek zijn, wanneer men ten
minste niet de toevallige bondgenoten van zich
wilde vervreemden. En vanwege de oorlog was
eenheid binnenslands absoluut vereist, waardoor
fel anti-katholicisme al helemaal onmogelijk was.
Gereformeerde wanhoop
De gereformeerde voorganger van Magyrus in De
Koog, Johannes Cralingius (van Kralingen) staat
daar als dominee van 1647 tot 1657. Hij is dus in
1655 de tegenhanger van Bruno Johannis. Hij
doet op 25 april van dat jaar zijn beklag bij de
Staten van Holland: "de onverdragelycke stouti-
cheyt der pausgesinden is als een loopent vuer;
hier woont opentlyck met voorweten van den
officier [schout] een Roomschen priester; hy doet
dagelyks opentlyck syn afgodische misse", enzo
voorts. De katholieken gaan op dezelfde tijd als
de gereformeerden onder klokgelui naar de kerk,
ze hebben bouwplannen en gaan hard zingend
over straat, "als off wy midden onder het paus
dom waren". En de schout doet niets, want zijn
vrouw is katholiek en heeft haar zitplaats recht
tegenover het altaar! Kortom: "de Pausgesinden
zyn nu genoegsaem meester van het eylant".
Cralingius vraagt daarom in 1655 de Staten op te
treden overeenkomstig een mande-ment van
1621-1622 en de priester van het eiland te
verbannen. De Staten sturen het bericht door
naar het Hof van Holland, dat vervolgens op
Texel informatie opvraagt bij schout Frederik van
Dorp. Die geeft toe dat zijn vrouw 'pausge-
14