DOMINEE MAGYRUS, een nieuwe leer en oude gebruiken in de 17e eeuw Inleiding Een tijdje geleden kreeg ik een boekje te leen. Het was in 1680 geschreven door Abraham Magyrus, gereformeerd predikant aan De Koog. Zowel de schrijver als het boek waren mij volstrekt onbekend. Zelf heb ik de begintijd van de doopsgezinden op Texel onderzocht en beschreven in De Wynberch des Heren. Maar ineens realiseerde ik mij, dat we van de begintijd van de calvinistische reformatie op Texel eigenlijk niets weten. En hoe verging het de rooms-katholieke kerk op het eiland toen hier de gereformeerde godsdienst werd ingevoerd? Ook met die vraag heeft, bij mijn weten, niemand zich nog bezig gehouden. Twee stukken geschiedenis vragen dus om nadere bestudering. Het is echter ondoenlijk dat uitputtend te doen in dit kleine artikel. Het vraagt bovendien, voor wie zich daaraan wil wagen, om jaren van archiefonderzoek. Dat wordt nog bemoeilijkt doordat een heleboel archieven verloren zijn gegaan. Dat geldt bijvoorbeeld voor de archieven van de gereformeerde kerken van De Waal en De Koog, die vermoedelijk in de 'Russenoorlog' in de Waalder kerk zijn verbrand. Ik beperk me hier daarom tot een korte schets van de gereformeerde en rooms-katholieke geschiedenis aan het eind van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw. En voor een goed verstaan van een en ander: wat toen 'gereformeerd' heette, is in dit artikel wat we sinds 1869 de 'Nederlands- Hervormde' kerk zijn gaan noemen. De situatie in de 17e eeuw De Hollandse gewesten waren in de 16e eeuw een onderdeel van het Spaanse rijk. Maar in 1568 begon de opstand tegen het rooms-katholieke Spanje. Daardoor kwam er tevens omstreeks 1572 een einde aan de positie van de rooms-katholieke kerk als staatskerk. Na vergaderingen in Wesel (1568) en Emden (1571) werden de eerste synoden der Nederlandse gewesten in Noord- Holland gehouden, achtereenvolgens te Edam (op 16 augustusl572), te Hoorn in de herfst van 1572 en te Allernaar (eind maart 1573). De nieuwe regering koos voor godsdienstvrijheid. Dat betekende dat de gereformeerde religie, die vanuit Vlaanderen ons land was binnengekomen, nu niet meer vervolgd werd. Reeds in 1573 echter verboden de Staten van Holland alle uitoefening van het katholicisme. Nu kregen de gereformeerden de dominante plaats die de rooms-katholieke kerk voordien had gehad. De regering schreef voor dat kerken en kloosters eigendom moesten worden van de gereformeerden, en dat overal gereformeerde predikanten en schoolmeesters moesten worden aangesteld. Zoveel waren er natuurlijk niet, maar voor een deel kon Vlaanderen in de behoefte voorzien. Voor een ander deel kon men zich behelpen met katholieke priesters die gereformeerd werden. Daadwerkelijk probeerde men ook om priesters voor het predikantschap te winnen. Die overgelopen zielzorger moest zo min mogelijk partijdig optreden, wilde hij zijn eigen gemeente meekrijgen. Ook op Texel waren er priesters die overgingen naar de nieuwe godsdienst. Hoe echter de kinderen reageerden is niet overgeleverd. Zij moesten van bijna de ene dag op de andere leren dat de kerk, waarvan ze lid waren vanaf hun geboorte en die de enige ware heette te zijn, nu als gruwelijke afgoderij gold. Alle wijzigingen die de nieuwe regering voorschreef, konden gemakkelijk worden doorgevoerd: de ambtenaren en het administratief kader bleven gewoon zitten, net zoals nu wanneer er een nieuwe regering aantreedt. Alleen: de nieuwe godsdienst was veel strenger dan de oude. Dansen, zingen, spelen en spelletjes doen werd allemaal als zondig beschouwd. Voor wie daaraan deelnam, dreigtde meteen uitsluiting van het avondmaal, dat de plaats van de misviering had ingenomen. Maar de belastingheffing ging op dezelfde manier verder. Plaatselijk was het niet anders: ook burgemeesters en schouten, allen rooms-katholiek, bleven aan; alleen werd verondersteld dat ze nu meteen protestant werden. Er veranderde echter weinig. De katholieke kerkmeesters, die de opbrengsten der 10 altaren van de grote kerk in Den Burg beheerden, bleven dat gewoon doen. En de kerkmeesters wisselden vrijwel voortdurend die functie af met die van schepen of burgemeester en ook dat ging gewoon door. Zo was in Den Burg Cornelis Eymbertsz in 1565 kerkmeester, en 11

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2007 | | pagina 13