De dorpen op Texel Voor een niet botanicus is de de opsomming van alle planten die hij vindt, keurig met hun wetenschappelijke naam, wat droogjes. Maar Van Eeden besteedt ook aandacht aan de diverse dorpen: "Wij wandelen door het dorpje Koog, welks armelijke vervallen huisjes zoo natuurlijk aan de physionomie der barre duinen beantwoorden. De Koog is een zeedorp, dat eigenlijk niet aan zee ligt, maar door eene duinreeks daarvan gescheiden, dus eer een duindorp. Van daar is zijne ligging minder gunstig dan die van Zandvoort en Egmond. Er heerschte een geheimzinnige stilte; hier en daar zag ik een blaauwe slaapmuts boven de onderdeur, en een opschrift: "jenever en brandewijn" was het eenige bewijs van vertier." Het is duidelijk dat de 'badgasten' Texel nog niet ontdekt hebben alhoewel het Duitse eiland Norderney al sinds 1797 een badplaats was. Heinrich Heine schrijft in zijn reisverhaal "Die Nordsee" in uit 1826 over de badkoetsen waarmee dames en heren, weliswaar gescheiden, naar de zee gebracht worden, over het genoegen om met een verrekijker de zwemmende dames te bespieden en over het door hem verafschuwde vermaak van het schieten op meeuwen, waar hij overigens wel aan mee doet. Pas in 1896 werd op Texel het badpaviljoen geopend, officieel de Eerste Texels Bad- en Schapenmelk Kuurinrichting, maar veel meer dan een café op de buitenste duinenrichel van de Koog met een mooi uitzicht op zee was het eigenlijk niet. Van 1908 dateert de opening van hotel Prinses Juliana in De Koog, speciaal gesticht voor het logeren van badüefhebbers (van der Vlis, 1975). De Koog, collectie Maarten Stoepker 13

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2007 | | pagina 15