Tessels Prate
Het is weer zover, Tessels Prate moet op papier en naar de redactie! Gelukkig heb ik weer een
aantal leuke anekdotes bij elkaar geraapt. De eerste vier vond ik in 'de Leste', de map van Jan
van der Pijl en de rest is op de dialectclub of in mijn brievenbus binnengewaaid.
Anne de Boer en Klaas Dros slachtten in de oorlog stiekem een mooi varkentje. Plotseling
hoorden ze mannen met ijzer beslagen laarzen om het gebouw lopen. De slagers hielden zich
muisstil en even later verdween het geluid. Het waren de agent Looyen en een collega geweest.
Ze waren getipt door een NSB-er, dus moesten ze wel een onderzoek instellen. Het gestamp
was echter alleen als waarschuwing bedoeld! Na een uurtje kwamen ze terug en ze troffen dus
niets meer aan. Het vlees was inmiddels verstopt in de Doopsgezinde kerk!
Een boerin moest bevallen en voor die gelegenheid was er een ledikant in de kamer gezet.
Toen het zover was en de dokter tot handelen over zou gaan, zag de kraamvrouw ineens dat
de tv nog aanstond. 'Doen ferdorie die tillevisie uut', riep ze, 'de hééle wereld hoeft toch niet te
siên wat hier gebeurt?!'
Toen Sintjan werd gesloopt, moesten de bewoners verhuizen naar de Gollards. Een oude
dame, die het allemaal niet zo goed meer wist en op de eerste verdieping woonde, zou ook
daar op dezelfde verdieping een kamer krijgen. Tijdens de verhuisperikelen verbleef ze twee
dagen bij een nicht. In haar nieuwe kamer werd alles neergezet zoals ze gewend was. Toen ze
daar haar intrek nam, meende ze weer in Sintjan te zijn. Ze ging op haar plekje bij het raam
zitten, keek naar buiten en zei verbaasd: 'Allemachtig! Wat benne die bóme in die paar dage
toch groeid!'
Piet Vlaming zit met een kennis in een bootje te vissen op het wad. Plotseling moet z'n maat
niezen, waardoor zijn gebit in het water vliegt. Piet wil een geintje uithalen, pakt zijn eigen
gebit uit z'n mond, spoelt het af in zee en doet alsof hij het net van z'n hengel haalt.
Piet: 'Kiek-ers of dut 'm is!'
De man stopt het in zijn mond en zegt: 'Nee, past niet!' en smijt het in zee.
De sneeuw lag hoog tegen de huizen opgestoven na een nachtelijke sneeuwstorm. Han Bakker,
de melkboer, zei: We moste deur het d-dakraam de d-deur uut!'
Huib de Rijmelaar kreeg eens een man op bezoek met gegevens voor een feestgedicht. Het was
voor de voorzitter van een vereniging die een jubileum vierde. 'Wie is die voorzitter?' vroeg de
Rijmelaar. 'Nou', zei de man, 'dat ben ik zelf.
Jonge katjes waren vroeger een probleem. Van de pil of sterilisatie was nog geen sprake. Ieder
jaar had je weer een nest en men moest van die katjes toch af. Ze werden meestal meteen na de
geboorte verdronken. Hoewel men er luchtig over deed, vond niemand het makkelijk om te
doen. En wat zeg je tegen de kinderen als ze vragen: Weer benne de katjes nou?' Met een
leugentje werden ze afgescheept om de harde waarheid te verbloemen.
27