maar eerlijk man. Voor uw geld behoeft gij niet
bevreesd te zjjn, dat duif ik u verzekeren. Maar nu
oordeelden wij (Kors Roeper zat er ook bij) dat
achterdeelen eigenlijk niet best geschikt waren vooreen
Zolder. Hij gou het evenwel doen om de goedkoopte.
Nu ben ik zpo met hem afgesproken: ik zpu aan u
schrijven dat hij 6 of uiterlijk 8 guldens te missen had
voor het hout. Hij verzocht u hem daarvoor te sturen
watgij daarvoor missen kunt dat geschikt is voor eene
geringe zoldering in zijne keet van 18 voet lengte (hij
wil de planken graag geploegd hebben). Ik goide dat
het soms wezen kon dat gij nog goedkoope enden
liggen had waarmede gij hem zondt kunnen gerijven.
Zie eens wat gij daartoe doen kunt.
De man is het wel noodig maar als gij ook al geen
geschikter hout voor 6 a 8 gulden leveren kunt, dan
verwacht hij toch 15 achterdeelen van u. Gelieve het te
sturen gelijk met het hout van zjjn zoon, maar dan
het zjjne door een afzonderlijk merk van dat zijns
Zoons te onderscheiden.
De jonge Jan de Bleijker ging in 1852 naar
Amerika. Zijn vader volgde hem later.
8 mei 1857. Jan de Bleijker hier. Het is voor hem
eene groote teleurstelling dat de [Doopsgezindej
Gemeente hem de 50 gulden niet verstrekt die hij nog
noodig heeft voor de reis naar Amerika. Ik schrijf
hem een aanbevelingsbrief tot het verzamelen van
giften, geef hem Attestatie en laat hem een papier
teekenen dat hij aan broeder Juriaan Huizinga] 10
gulden schuldig is. Dat was kennelijk nog steeds
niet betaald! Of het geld ooit nog gekomen is
vanuit Amerika? Huizinga had het er niet
meer over.
Voor Huizinga was een keet geen bijzonder
bouwwerk. Hij had het er alleen over als er iets
aan de hand was, zoals bij het gedoe met de
familie De Bleijker. Het ging hier niet om de
keet zelf, maar om de houtleverantie door
Juriaan Huizinga en de uitgebleven betaling.
Als Huizinga op bezoek ging bij Dirk Boon
zei hij niets over het huis van deze familie,
maar ook dit was een keet, zoals te zien is op
de Pachterskaart. Later woonde Gerrit Leen,
de schoonzoon van Boon daar, weduwnaar
van Martje Dirks Boon.
7 April 1876. Zeer schoone dag. Des namiddags met
Katrina een wandeling gemaakt naar de Mient, het
RLlzenbosch en over de Westen terug. De keet van
Gerrit Deen wordt afgebroken en verplaatst.
Nu werd er iets veranderd en daarom door
Huizinga genoteerd.
Huizinga kwam ook vaak bij Aafje Teekes, de
vrouw van Wouter, en bij Antje Dekker, toen
die bij Pagga woonde, maar schreef niets over
hun huisjes, waarvan wij weten dat het
plaggenhutten waren. Dat was voor hem heel
gewoon.
Schetsen van Reinier Bakels
In het Veldnamenboek staan verschillende
percelen die 'keet' of 'keetstuk' genoemd
werden. Er was een keet achter Oost, aan de
Nesweg, op de Hoge Berg, aan het
Hoornderslag, aan de Gerritslanderdijk, aan
de Kogerweg en achter Aurora. Deze liggen
allemaal oost van de Limiet, de keten op
Staatsgrond aan de westkant daarvan staan
niet in dit boek.
Door Reinier Bakels zijn heel wat schetsen
gemaakt van schilderachtige bouwsels,
waarvan niet altijd duidelijk is waar die
gestaan hebben. Maar bij sommige
tekeningen schreef hij waar het was. Zo zijn
er van de keet op de Hoge Berg wel 3
tekeningen.
De keet aan het Gerritslanderdijkje staat half
op een tekening, met gezicht vandaar op Den
Burg. Die keet staat getekend, met naam van
de bewoner, Rab, op een plattegrond van het
Gerritsland, gemaakt door Witte van de
Bontekoe.
10