Rabarbers van Texel en het
verdere Waddengebied
In de hoogste klas van de lagere school
gingen we kamperen bij Koorn in De Krim.
Ons was gevraagd om, wie dat had, groenten
mee te nemen om de kosten van het verblijf
te drukken. Aangezien wij een tuin hadden,
gaven mijn ouders ook groenten, waaronder
een bos rabarber. Bij het inleveren daarvan,
verbaasde ik me erover, dat anderen met
bijna polsdikke rabarberstelen aankwamen,
terwijl die van ons veel dunner waren. Aan de
bemesting kon het niet liggen, want mijn
vader heeft door de tijd de tuin tientallen
centimeters opgehoogd met alle stalmest die
hij erin heeft gereden. Toen enkele dagen
later een rabarbercompote werd gemaakt, zag
ik, geheel toevallig, dat die dunne steeltjes van
onze rabarber er niet in verwerkt waren, maar
rechtstreeks in de container waren gestort...
Waarom groeide de ene rabarber beter dan de
andere. Was het een kwestie van grond of
was het het ras? Onderhuids heb ik die vraag
vermoedelijk mijn leven lang meegenomen.
Mijn moeder zwoer bij de eigen rabarber, een
ras van haar overgrootvader en dus bij de
familie Drost aanwezig sinds het begin van de
twintigste eeuw. Volgens zeggen "veelminder
zuur dan die dikke groene". In Overijssel,
vanwaar mijn moeder het ras had
meegenomen, was ze inmiddels uitgeroeid,
omdat de rest van de familie geen interesse
had in rabarber. En zo kwam er een dag dat
ik de enige was die de familierabarber nog
bezat. Maar was die eigenlijk wel anders dan
andere?
Vanaf 1982 begon ik er wat andere rassen bij
te zoeken, al was dat niet gemakkelijk, want
ze hebben zelden een naam. Na een paar jaar
bezat ik drie of vier rassen, die onderling
aanzienlijk verschilden, zowel qua kleur als
groeikracht, verschijningsvorm als smaak.
Niet beter of slechter, maar steeds anders.
Internet bood me de ruimte om wereldwijd
eens goed op zoek te gaan naar rabarber-
rassen. Maar wat ik vond, was bijna altijd een
recept en zelden een ras. Via allerlei omwegen
kwam ik erachter dat de Engelse tuin van
Wisley een aanzienlijke collectie van wel 60
rassen bezat. Daarvan kon ik er een twintigtal
bemachtigen. Inmiddels had ik de directeur
van Harlow Carr, bij Harrogate, niet ver van
York, gesproken en ook daar zou een
uitgebreide collectie aanwezig zijn. Naast wat
rassen, heb ik daar een aanzienlijk
(gekopiëerd) deel van een rabarber-
standaardwerk uit 1938 gekregen, waaruit mij
veel van het ontstaan van onze 'jongste
groente' duidelijk is geworden. De teelt is niet
ouder dan ongeveer twee eeuwen; in
Duitsland ongeveer vijftig jaar jonger en in
Nederland zou de teelt pas rond 1900 zijn
begonnen. Dat hield dus in dat mijn
'familierabarber' bij de oudste rabarbers van
Nederland zou moeten behoren!
Via de Texelse Courant heb ik een oproep
gedaan aan Texelaars, om te vragen wie er
nog oude rabarbers in bezit had. Van Dik
Haker kreeg ik een stek van een grijs-
groenbladige rabarber met sterk gekreukeld
blad, die afkomstig was van de grootmoeder
van zijn vrouw en die ik bij ontstentenis van
een echte naam, maar "Tante Welmoet" heb
gedoopt. Van Cees Bakker van Pronkjewail
kreeg ik eenzelfde ras en op Nieuw
Buitenheim was eveneens deze rabarber
aanwezig, die door Nico Bakker ooit was
meegenomen van Buitenheim, aan de
Kogerweg. Jaren later kreeg ik van iemand op
Vlieland een rabarber, die uiteindelijk
dezelfde bleek te zijn als deze en
vermoedelijk via Texel op Vlieland is beland.
In de volkstuinen in De Mars stond een ras
4