Tessels Prate
Via de heer J. v.d. Kooij uit Oudeschild kreeg ik een map met anekdotes, verzameld
door de heer Jan v.d. Pijl. 'De Leste' staat er op de map en in elke aflevering van
Tessels Prate zal ik er iets uit publiceren, uiteraard met goedkeuring van de familie van
Jan v.d. Pijl. Hier volgen er twee:
Piet v.d. Star heeft een twintigtal schapen lopen op het land grenzende aan de laatste
huizen van Oudeschild. Dirk Krijnen, die daar woont, zegt tegen Piet: 'Piet, kei-je die
rotskéépe fan je niet ers oprume? Ze hoeste en ze kröche maar, dat ik doen gien óóg
dicht! Denk ik net in sléép te föölle, begint naast me Corrie weer te hoeste. Zóó bluuf
je an de gang!'
Piet: 'Deer ruum je Corrie toch ok niet foor op!'
Boer: 'Ik ben bliêd dat het nuwwejaarswèènse ferbee is. De hééle femilie opsocht,
man. Op 't lest foei je je net zó'n likstiên!'
Verder heb ik gelukkig weer heel wat aardige verhaaltjes bij elkaar gekregen. Hier zijn
er een aantal.
't Is prachtig weer en buurman treft buurvrouw. Buurman vraagt: 'Moet je niet bute sitte
met dut mooie weer?' Waarop ze zegt: 'Ik hèèw toch een dak op me huus, en dan
gaan ik d'r toch niet naast sitte?'
Nic Dros loopt achter zijn zoon en naamgenoot. Hij kijkt eens goed en zegt: 'Wat krigt
die jonge aars een kromme póóte, je ken er een knappe zeug tussedeur jage!'
Een vrouw maakt zich ernstig zorgen over haar zoon, die maar geen vriendin weet te
strikken. Ze zegt: 'As ik er ientje foor hem kon breeë, was ik guster al begonne...'
Bij het vliegveld stonden mensen te kijken naar het parachutespringen. Iemand merkte
op: 'Weerom soow je d'r uutspringe as dat ding toch na benede gaat!'
Op een verjaardag kreeg 'de Minister' (Witte) gebak van bedenkelijke kwaliteit, maar hij
at het wel op, en sprak: 'As hee d'r niet fan doodgaat, zei ik d'r niet fan sturreve.'
Een paar zoons, opgedoft om uit te gaan, vragen aan hun moeder: 'Benne de
treurgleuve wel skóón?' (rimpels in het gezicht!)
De broers Biem en Dirk Lap waren nog jonge kerels, toen ze op het 'Nuwweland'
woonden, aan de Mokweg, bij de Petten. Ze waren allebei uitzonderlijk sterk, daar
stonden ze om bekend. Op een mooie zomeravond, na het melken, konden ze
eigenlijk nog best een vracht hooi binnenhalen, dachten ze. Maar ja, het paard stond
wel erg ver weg in het land. 'We doene het zellef wel', besloten ze. Een tijd later zag je
een hoog opgetaste hooiwagen, getrokken door Biem en Dirk, op weg naar de schuur!
Dirk nam vaak letterlijk teveel hooi op zijn vork, zodat de steel al menig keer was
gebroken. Dirk had er dus maar een stevige dennensliet aangezet!
27