roodharige en sproetige jongen, die een eind
buiten het dorp woonde, in een daggelders
huisje, halverwege De Waal en Spang. Het was
een beetje roezemoezig in de klas. Truus
Rotgans, het kwekeüngetje uit de Prins
Hendrik polder, hield de kleintjes van de eerste,
tweede en derde zoet.
Uit: De vreemde snoeshaan. Piet van As. U.
M. "West Friesland". Hoorn. 1950.
De havenlichten van Oudeschild kwamen
steeds dichterbij, 't Skil noemen de oude
vissers dit vissersplaatsje, waar vroeger reeds
Michiel Adriaanszoon de Ruyter en Maarten
Harpertszoon Tromp logeerden, als hun vloot
op de Texelse ree lag en wachtte op een
gunstige wind om zee te kiezen. Dan logeerden
zij in het hotel "De Zeven Provinciën", dat aan
de voet van de dijk was gelegen; de dijk die
vooral sinds de Zuiderzee is afgesloten bij
stormweer heel wat te verduren krijgt en
meermalen de bewoners angstig in de
bovenverdiepingen van hun woningen doet
vluchten. In het schemerdonker zagen zij
bezuiden de havenmond het silhouet van het
torentje van het hervormde kerkje, dat haast zo
oud is als T Skil zelf en waar De Ruyter en
Tromp tijdens hun verblijf op het eiland de
godsdienstoefeningen bijwoonden. Nog
hangen in het kerkje de luchters door deze
zeehelden geschonken.
Uit: Onraad op het Wad. Harold van Wijk jr.
Boom - Ruygrok N.V. Haarlem.
Een poosje reden ze zwijgend voort. De weg
steeg aanmerkelijk en als ze achterom keken,
konden ze een groot deel van het prachüge
eiland overzien.. "Dit is de zogenaamde Hoge
Berg", zei pa. "Natuurlijk is het geen echte
berg, maar als je op de top staat, kun je het hele
eiland overzien". "'Ja, ja, daar hebben al heel
wat beroemde mannen op de Hoge Berg
gestaan", liet de boer weer horen. Michiel de
Ruyter en Maarten Tromp hebben van de
heuvel vaak hun vloot overzien, wanneer die
op de rede van Texel lag om drinkwater in te
nemen en gunstig tij af te wachten om uit te
zeilen.
Uit: We wonen in de schapenboet. Aleida
Verlinden.
Het nieuws verspreidde zich over het eiland als
een lopend vuurtje van De Cocksdorp, Oude
Schild, Den Burg, De Koog, van de
uitgestrekte duinen waar duizenden
vakantiegangers kampeerden, trokken mannen,
vrouwen en kinderen naar de Buitenmui, die
door een kordon agenten werd bewaakt. Het
was streng verboden het reservaat te betreden.
Er was trouwens niets te zien. De commissaris
van politie van Texel zetelde in het huis van
Joris de bewaker, onder de pijnbomen. Er werd
rondverteld dat er tegen de avond een speciale
inspecteur van politie uit Amsterdam of Den
Haag werd verwacht. De mensen kortten het
wachten met praten over de verdwijning van
Koppe en Kopje. De onwaarschijnlijkste
geruchten deden de ronde. Er vormden zich
groepjes. De nummers van de Texelse krant
gingen van hand tot hand. De oplaag van het
anders zo bescheiden blad werd
verviervoudigd, en voor de avond werd een
nieuwe extra editie aangekondigd.
Uit: De twee verdwenen lepelaars. Jean
Ollivier. Van Holkema Warendorf N.V.
Amsterdam. 1960.
Oom Gerrit bedankte de wachter voor diens
leerzaam begeleiden en nu werd de reis weer
voortgezet. "Waar gaan we nu heen, oom
Gerrit", werd er gevraagd. "Naar de
Fonteinsnol". "Wat is dat?" "Een hoog duin,
waarop je het uitzicht hebt over het hele eiland.
Waar het woord 'nol' van afkomstig is, weet ik
niet, maar er zijn hier op Texel meer hoge
duinen die zo heten, bijvoorbeeld de
Neeltjesnol en de Schilbolsnol bij Den
Hoorn". Oom Gerrit had niet overdreven.
5