UIT DE DISSERTATIE 'DE WYNBERCH DES HEREN'
VAN GERARD VAN DER KOOI
Ons bestuurslid Gerard van der Kooi is op 29 september 2005 gepromoveerd in de
Letteren. De titel van zijn dissertatie is 'De Wynberch des Heren' en behandelt
godsdienstige veranderingen op Texel van 1514 tot 1572.
29 september 2005, promotie in Leiden
Hier volgt een fragment uit deze dissertatie.
De paragraaf waaruit dit gedeelte is genomen
is getiteld: 'De leiders der gemeente' en begint
op blz. 275 als volgt:
In de eerste periode der dopers op Texel
werd hun aanhang voornamelijk gevonden
onder de boerenstand. Jan Gerritsz, de laatste
doopsgezinde martelaar (hij werd
terechtgesteld in 1564) laat in zijn Testament
zien dat er sindsdien wat veranderd is. Hij
spreekt onder andere over een J.C., die in de
gemeente de specerijen zal ronddelen die Jan
aan zijn moeder heeft meegegeven. De
Tiende Penning van 1563 vermeldt tenminste
elf personen met deze initialen. Het zijn met
'Jan': Cagge, Cappeteyns, Claesz, Corneüsz.,
coster, Cops, Craenacker, Cuyp en Cuyper;
met 'Jaep' is dat alleen Claesz en met 'Jacob'
nog eens Corneüsz. Gerritsz maakt echter in
zijn Testament een opmerking die een
mogeüjkheid opent deze J.C. te identificeren.
Hij laat daar de Texelse priesters zeggen:
Wij hebben in hooge Scholen gelegen, en ons geit
daarom verteert, souden nu dese Ezels komen, en ons
leeren? Den eenen is doch een Schoen-lapper, den
anderen een Wever ofte Pelsser, en dese willen de
Schrift bybrengen, sy doen haer ambacht [laten zij hun
werk doen], dat komt ons toe.
Misschien wordt dit citaat niet letterüjk
gemeend. Wijlen dr. Zijlstra attendeerde ons
er in een brief op dat een uitdrukking 'wevers
en pelsers' voorkwam als aanduiding voor
'ambachtsüeden'. Zijlstra verwees daarvoor
naar een brief van Karei V in het Workums
archief. Welücht nog meer voor de hand Hgt
het om te verwijzen naar de afbeelding,
6