Ambachtsman en boer Verschillende malen maakte of repareerde Thijs voor ambachtslieden en kroegbazen varkensschotten, koestallen, kippenhokken, schapenkribben etc De combinatie bakker/boer is tot in de 20c eeuw op Texel bekend, maar ook andere combinaties kwamen voor: Voor Jan Lubbersz de backer maakte Velthoen in 1688 het varkensschot en voor de bierstekers, kroegbazen, Barend Pietersz. Koek van 'de Pool' en Hendrick Jansz. Sprong van 'de Zwaan' hekken op het land. Voor IJsbrant Sijmonsz. de metselaar in Den Burg repareerde hij schapenkribben, hekken op het land en de jongveestal, de schettestal. Cornelis Gielsz de schoenmaker had een nieuwe varkenstrog nodig en Gerridt de Verver in de Gasthuisstraat een kaasbord, dus Gerrit of zijn vrouw kaasde ook; ik weet nog niet of dit koeien- of schapenkaas was. Gerrit de Verver heette eigenlijk Gerrit van Lodijck en zijn schildersbedrijf is later voortgezet door Jillis Pieter Jaczn. Verberne. De rooms katholieke slager Claes Jansz. Decker in de Warmoesstraat hield ook kippen, koeien, varkens en schapen en betaalde meerdere malen in natura: 2 koeienkazen van respectievelijk IT/2 en 10 pond, wat ongeveer overeenkwam met 1 gulden 10 stuivers en 8 penningen, of ruim een dagloon van onze timmerman; daarna volgden een koeienkaas zonder kruiden van 10 pond en een koeienkaas van 8 en een kwart pond. De koeienkaas sonder kruyt suggereert dat er ook koeienkaas gemaakt werd met kruiden, met komijn, of waren het kruidnagels, zoals bij de Friese nagelkaas? Sijmen Adriaansz Koek, de metselaar, liet Velthoen in 1715 de deur van het hooivak in zijn pas gekochte huis repareren. Bij Adriaen Maersz de Brouwer van Noorthaffel maakte hij de bierstellingen en de zoutkist. Maar ook zeelieden hielden vee: Jan Meiersz Veltmuys uit De Koog, walvisvaarder (commandeur) op Groenland en boer in Everste Koog, liet in 1711 Velthoen reparaties aan het koehuysde koestal verrichten. De gemeentesecretaris hield schapen, kippen en een paard, had in 1705 en 1706 minstens één varken, had een koestal, een schapenboet en een (arre)slee. Vanzelfsprekend had hij ook een boomgaard, waar Velthoen ook wel eens een klus te doen had. In 1705 moest zijn meelkist gerepareerd worden en 1709 zijn spekbak De koestal van zijn opvolger, Z. Gravius, moest ook gerepareerd worden. Dit waren allemaal koestallen met een houten stalhout, waar de koe met de achterpoten op stond, en een houten grup om de mest en gier op te vangen. De presidentschepen Cornelis Andriesz. Zutphen in de Weverstraat bestelde in 1710 een varkenstrog. Velthoen nam aan een kozijn voor hem te maken en zij spraken af dat de timmerman betaald zou worden met 25 pond koeienkaas, maar als de marktprijs voor koeienkaas minder dan 2 stuivers zou zijn, dan moest Velthoen 28 pond kaas hebben, zo werd vooraf overeengekomen. De beroepsdifferentiatie was omstreeks 1700 nog lang niet zover doorgevoerd als tegenwoordig. Ambachtslieden, zeelui, winkeliers en ambtenaren waren naast hun hoofdberoep vaak ook nog boer. Meestal was dit een vorm van risicospreiding. En in economisch zware tijden hadden ze dan in ieder geval zelf nog iets te eten. Thijs Jansen Velthoen, meer dan alleen timmerman Zo was Velthoen zelf, behalve timmerman, ook tabakshandelaar en soms leverde hij behalve de tabak ook de pijpen. In oktober 1708 leverde hij aan burgemeesterJacop Eurnns Boon op Noorthaffel een pond tabak met pijpen voor 16 stuivers en op 15 juli 1717 haalde Jacop Kooymans, knecht voor de 25

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2005 | | pagina 27