2). rekening de persoon die met gevaar voor eigen leven de bezem uit de handen van Immetje Dros hebt gerukt". (Zie: nr. 58 2001Levensverhaal van Tinus Vlaming, deel "Eerst maar richting Oost", zei Maree toen ze klaar waren. Op Oost woonde haar oudste dochter Cornelia en daar gingen ze eerst koffie drinken. Dan Oost afventen en dan naar Het Noorden. Aan de loswal lagen twee schepen, een klipper en een tjalk vlas te laden. De schippersvrouw had haar spullen bekeken en gezegd: "Je bent er niet duur mee". Ze had al flink verkocht en ze bood de vrouw aan om de volgende dag terug te komen met een volle kar. "Dat kan niet, want met een uur zijn we geladen en gaan we weg. We gaan nu eerst naar de Belgen en komen terug als we een retourvracht hebben. Ik stuur nog wel een kaartje". Toen \s avond de muziek weer door de straat galmde, zei Albert: "Dot de buure dut mooi fiende, ze luustere beslist met are oore os wee en ik denk dat het wél uutmaakt in welleke kerrekje sundags zit". "Ja, deuze versies singt ons volk beslist niet", voegde Ietje er aan toe. Dat geen mens gelijk is, had zij in de loop van de jaren wel geleerd. Ook bij de gereformeerde mensen merkte je dat er verschillen waren als je met ze in gesprek kwam. Hij had ook met zijn zuster vaak verschil van mening en op de kerken raadsvergaderingen waren de meningen ook verdeeld. En de één ging aldjd naar de kerk en de ander bijna nooit! "Als ik Maree nog eens spreek, zal ik zeggen dat ze moet ophouden met die nietszeggende liedjes te spelen en dat zo laat! Als ze toch wilde draaien dan liever een gezang of een lied van Johannes de Heer, ja, dat zou ze zeggen". De volgende morgen kwam haar kans. Toen ze afwijzende opmerkingen begon te maken over de harde muziek, begon Maree te schelden en haar verwijten te maken over haar zuinigheid. Toen Albert thuis kwam om zijn werkhoed te halen, vond hij Ietje in tranen. Albert hoorde haar aan en zei: "Dat was dus een flinke burenruzie, zus, en als je ruzie maakt moet je het weer goed maken ook!" Ietje ging pannenkoeken bakken, zoals gewoonlijk met de deur open. Reijer had dat al gauw geroken en kwam met een slepende tred aangelopen, want hij was dol op pannenkoeken. Om hem wat aan te moedigen riep Ietje: "Hé, déér zelle we Reijer hebbe om M pangkoek; buurfrouw zei het op *n stikkebordje doen, ien foor jow en ien foor je moeder". Reijer bleef staan en daarom zei Ietje: "Ga nou maar gauw, ze benne nag lekker worrum en sèèg maar dot ik er suuker op deen heb; dot spaart weer uut!" Die nacht had het gestormd. De buurvrouwen maakten een praatje en Maree vroeg aan Ietje of ze wat gehoord had. De storm was plotseling gekomen en niemand was er op bedacht. Albert had verteld dat alleen de achtenzestig nog niet binnen was, of was het de zesentachtig? Dat wist hij niet meer. Voor Maree maakte het wel wat uit want haar kleinzoon Willem was derde man op de TX68; eigenlijk nog een kind, hij moet nog twaalf worden. Maar niet veel later waren alle schepen, God zij dank, binnengevaren. Niemand werd vermist en er was niet al te veel averij. Op een morgen kwam Maree met een verhaal om te horen of dat op waarheid berustte. Ze had vernomen dat Simon Ariesz Bremer *1870 en zijn vrouw Neeltje Mossel een winkel in Oosterend kregen, waar ze van alles zouden gaan verkopen. Zowel voor vrouwen als voor mannen en dat Simon op zijn oude dag nog met een huifkar en een muilezel er voor als trekpaard te venten moest. "Het zal mij benieuwen, geef mij maar 16

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2005 | | pagina 18