ACTUEEL
hoog tot manshoog, al naar de gesteldheid van de grond. Die 'tuunwoaltjes' worden
opgebouwd van dikke graszoden. Een nieuwe wal kan er keurig uitzien, maar na een paar jaar
gaat hij aardig verzakken en vallen er hier of daar gaten in tot groot genoegen van de tapuiten,
die er hun nesten in maken. Soms is de wal nog versterkt met een prikkeldraad op korte
paaltjes. Ik herinner me nu nog goed, dat de eerste tuunwoaltjes die ik ontmoette dicht
begroeid waren met grote rozetten van reigersbek en propperige pollen van Engels gras.'
Het treft steeds weer hoe actueel Thijsse's teksten nog aansluiten op het heden. Het open land
van Texel is nog redelijk onbedorven. Elementen erin zijn soms nieuw. De tuunwallen vergen
nogal wat onderhoud. Prikkeldraad is simpeler en daarom werden ze gaandeweg door die
ongezellige heiningen vervangen. Nu wordt ook prikkeldraad toegepast om de
plaggenmuurtjes te beschermen, die op grote schaal worden gerestaureerd. Er zijn al weer veel
meer tuunwallen dan vorig jaar, zie ik. Ze zijn alleen nog te nieuw om al een bijzondere
begroeiing te dragen. De wallen die ik me nog van vroeger herinner, hadden blauwe kuiven van
grasklokjes of zagen wit van de akkerhoornbloemen. Een aantal oude tuunwallen vind je nog
in het landschapsreservaat De Hoge Berg. Daar groeit inderdaad het roze Engels gras op.
Links is in de verte de hoofdplaats Den Burg met zijn twee kerktorens te zien. Vogels zijn
overal. Op de weg dribbelen witte kwikstaarten, die af en toe in een korte zigzagvlucht vliegen
achtervolgen. Uit de weilanden vliegt van tijd tot tijd een "iest-iest" roepende graspieper op.
Hoog boven de velden hangen veldleeuweriken als aan onzichtbare draden in de hemel, terwijl
ze een waterval van tierelierende toontjes naar de aarde laten neerdalen. Hun lied mengt zich
met het hilarische tepieten van de scholeksters. In elke wei is minstens een paar kieviten.
Helaas veel minder grutto's, die hier mareis heten. Uit struikgewas bij boerderijen klinkt het
klepperliedje van de braamsluiper: "tjuultjuultjuultjuultjuultjuul..."
Den Burg is voornamelijk warm en druk. Enkele decennia geleden is het centrum verbouwd
tot een modern winkelcentrum. Ik vind het nog steeds jammer, maar ben toch blij dat de
structuur van de vroegere vesting op de plattegrond nog te zien valt.
Boven het centrum krijsen de gierzwaluwen, die met maaiende sikkelvleugels elkaar in
tomeloze vaart achtervolgen. Groene kikkers kwaken aan de rand van Den Burg. Jochies zijn
in de vijver in de weer met schepnetjes. Een roept dat hij kikkerdril wil hebben, maar daar is
het nu te laat voor.
Tussen De Waal en de buurtschap Spang zingt bij veel boerderijen een spotvogel in de bomen.
Het fluitekruid in de wegberm is al over de hoofdbloei heen. Aan de weg bloeien de meidoorns
nog volop. Daar kun je wel aan merken dat je in Noord-Nederland bent. Het wemelt op de
witte bloesems van zweefvliegen en honingbijen. Er zijn ook bruine graafbijtjes bezig en een
enkele aardhommel.
We gaan dezelfde weg terug naar Den Hoorn. Het geratel van rugstreeppadden klinkt op uit
de sloten, nu het wat begint af te koelen. Ver weg roepen wulpen.
Henk van Halm in TROUW van 15 juni 1996
7