Kees v.d. Werve was de windveren van zijn huis aan het vernieuwen. Nan Tuinder kwam langs, keek het even aan en merkte op: 'Kees, as je een hamer mit beie hande vastpakt, dan sla je je eige niet op je fingers!' Vroeger, als in de winter de Texelse wegen dichtsneeuwden, werden van gemeentewege mannen opgeroepen om de boel sneeuwvrij te maken. Een groep van zo'n acht man werd eens o.l.v. Gerrit Coevert naar de Westerweg gestuurd. Gerrit ging bij de bewoners langs om te vragen wat ze ervoor over hadden om de sneeuw geruimd te krijgen. De ene gaf de mannen een sigaar, de ander een stuk koek of'warme sukelaad'. Zo kwam Gerrit ook bij Kees Zijm van Mariahoeve. 'Wat is het sneeuwrume je waard?' vroeg Gerrit. 'Hillegaar niks' zei Kees, 'Het is fanzellef komme en het gaat fanzellef wel weer weg ok!' Sieme Keijzer, die via de keuken was binnengekomen bij tante Dieuw, merkte droog op: Moet die mellek nag lang overkoke, Dieuw?' Tot besluit is hier een mooie filosofische uitspraak van paardenliefhebber Marien Witte van Burst. Hij zei over godsdienst en de verschillende manieren van geloven: 'We ete allegaar haver uut dezellefde kist, maar de iên kauwt er wat langer op as de aar.' Zo is dat! 'Moet die mellek nog lang overkoke, Dieuw?' 28

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2005 | | pagina 30