afgeworpen, de arme ouders vliegen droevig rond om de kale plek. [Er is een schilderij van de Kogerstraat door Willem Roelofs, naar verondersteld wordt, gemaakt in eind Augustus 1871 öf in dezelfde periode in 1873. Dit schilderij toont twee vliegende ooievaars boven de boerderij van Boon (zie Kees de Jager in de Uitgave van de Historische Vereniging Texel nr. 54, maart 2000, blz. 11-14). [Als het nest in 1873 verloren is gegaan, dan is het schilderij dus waarschijnlijk van 1871 (toen hij inderdaad bij Boon broedde) of ten dele fictief] 4 Maart 1874. Gister de Ooijevaar voor 't eerst gezien. [Een zachte voorjaar vlg. Buisman] 16 April 1875. Vandaag voor het eerst de Ooijevaars weer gezien, 2 of 3. Vóór een paar dagen meende ik ze te horen. Zij keeren toch terug naar de plaats waar zij niet verleden jaar, maar een jaar vroeger het nest gebouwd hadden dat door de storm werd afgeworpen. [Laat, maar de hele maand maart strenge nachtvorsten en regelmatig sneeuwval] 29 Augustus 1876. De Ooijevaars werden zaterdag den 26en nog op hun nest gezien, later niet meer. 23 Maart 1877. Twee Ooijevaars gearriveerd. 1 April 187 8. Vanmiddag voor het eerst weer een Ooijevaar op het nest gezien. 22 maart 1879. Vandaag nogtans de eerste Ooijevaar weer op het nest gezien. 29 Maart 1879. De Ooievaar om de strenge koude een week weg, gister terug. [Van 24 tot 26 maart was het erg winters, met strenge vorst bij een ijzige oostenwind] 5 April 1879. De Tweede Ooijevaar is vandaag gearriveerd, 14 dagen na de eerste, die echter bij de strenge koude van de eerste week zich weer verwijderd had, of althans zich niet weer vertoonde dan na afloop van 8 dagen. [Kort hierna ging dominee met emeritaat en verhuisde hij naar Groningen. Klaarblijkelijk was er in Den Burg niet meer dan één paar Ooievaars, met in ieder geval in Den Hoorn een tweede paar. Hoe het de ooievaars afliep, sjen we o.a. in Drijver Texel het Vogeleiland, 1958): "Nestelde nog tot omstreeks 1890 op enkele plaatsen, meest op stolpdaken. Van jaar tot jaar ging het aantal achteruit. Een enkele maal is het daarna nog voorgekomen dat een paar in het voojaar broedgelegenheid scheen te speken; plotseling verdwenen de vogels dan evenwel weer. Eeege (Ornith. Monatschrifte 32, 1907) geeft als laatste broedgeval een nest aan op een schuur in Den Hoorn in 1905, mogelijk sp'n incidenteel geval.] (2) Tot zover de ooievaars. Maar ook andere vogels en zelfs vogelaars komen een enkele maal aan bod: 4 Augustus 1856. Dirk [Huizinga] en Jan Wildervank met zijn verrekijker naar de duinen. [Dirk, 1840-1903, was de oudste zoon, later hoogleraar natuurkunde in Groningen en Leiden; Wildervank was een klasgenoot van het gymnasium in Zutphen waar Dirk op zat. Wat zij zagen, vermeldt de geschiedenis helaas niet.] 9 April 1867. Langeveld heeft thuis de Albatros nog levende die laatstleden zaterdag hier aan de deur vertoond werd (aan het strand gevangen) en die dr. Ensing had willen kopen. [De eerste helft van april 1867 was buitengewoon stormachtig. Was het echt een Albatros? Dat zou de eerste uit Nederland zijn. Dr. Ensing, de huisarts van Den Burg, zag het belang er in ieder geval wel van in. Maar kenden de landrotten uit Den Burg de albatros wel en waren ze bijvoorbeeld niet in de war met een jan-van-gent of noordse

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2005 | | pagina 16