Doch de liefde is blind zowaar 't Werd ook tijd, werd ook tijd Want ze was flink uitgedijd En voor wieg en luiergerei Moesten ze zorgen allebei. Zie hem hier huiswaarts keren De vrouw bestuurt het paard Want Kees had zo gepimpeld Dat hij was geen oortje waard Wat een begin, wat een begin Jongen, Kees, wat zet je T mooi in Is dat nou een manier van doen Kun je niet houden je fatsoen? Bij Pieter Reij gekomen Rolt Keesoom van de kar Vlak bij de hagebomen In de modder, o zo bar Zag hij eruit, zag hij eruit En z'n arme jonge bruid Stond te huilen op het pad Omdat manlief was zo zat Hier zie je Kees aan T wiegen Zijn vrouw ligt in het bed Hij dreunt het hoogste liedje En naar het schijnt heeft hij nog pret Maar ojé, maar ojé Ledig is de portemonnee En de winter voor de deur Dat is lang geen rozengeur. Hier zie je het vrouwtje lopen Met emmers zonder hoep Geen geld meer om te kopen Gaat ze naar Den Burg om soep Wat een ellend', wat een ellend' Heeft ze bij die ouwe vent Was ze gebleven een jonge maagd Niets van dit al had haar geplaagd 't Gaat zo vaak in dit leven Komt armoe de voordeur in De liefde vliegt door t venster En in T kijven krijgt men zin Zoo ook hier, zoo ook hier Uitgedoofd is t minnefier En tot einde en besluit Schelden er elkander uit. Dus meisjes laat je raden Neemt nooit een weduwnaar t Zijn afgeleefde stakkers Die je brengen in gevaar Maar neem dan, maar neem dan Liever toch een jonge man Want dat is toch wel zo aardig En het zit er beter an. Oftewel de lotgevallen van Kees (Cornelis) de Ridder. Het verhaal gaat over zijn zesde bruiloft. Cornelis de Ridder, geboren op 3 juli 1812 te Jaarsveld (Utrecht), overleden op Texel in 1881, had al vier echtgenotes overleefd, respectievelijk Maria Wage Antje Duinker(l 822-1850), Kaatje Kalf(l 824- 1855) en Helena Knol(1817-P), toen hij zich aan het vijfde huwelijk waagde. Ditmaal met Naantje Abbenes(l 821-1871), de weduwe van Jan Jacobsz Stark. Ook deze ging hem voor in het graf en daarmee was de weg vrij voor de bekende en bezongen nummer zes. De jeugdige bruid heette Aaltje Schaap (1849 Terschelling -?) en heeft haar echtgenoot tot zijn laatste dagen landarbeider een flink aantal jaren overleefd. Aaltje had een voorkind: Neeltje Eelman *15-09-1870 en kreeg bij Kees nog vier kinderen: Cornelia 1874 Trijntje 1876 - Dirkje 1877 en Neeltje 1879. Dit schone lied staat natuurlijk op het repertoire van de zanggroep van de Historische Vereniging Simon Dros, jan. 2005 10

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2005 | | pagina 12