De centraalposten op het postkantoor, via welke de verbindingen met Den Helder en Alkmaar en verder liepen, waren in de nacht van de opstand grondig vernield. Geen wonder dat ik op 6 april geen verbinding met Texel kon krijgen; onwetend ook wat er zich die ochtend in Den Burg afspeelde. Een brief schrijven was het enige en de 14e april ging die op de post. Wanneer zou die aankomen? Afwachten tot het einde van de oorlog en dat duurde langer dan we verwachtten. Inderdaad, 25 april meldt de agenda: "Kantoor Soest gesloten". Alles 'Sperrgebiet'. Op 26 april vielen enkele granaten vanwege een artilleriebeschieting in Soestdijk. Eerst 3 mei volgt weer een aantekening: "Kantoor Soest open van 8.30 tot 9.30 uur". Op de avond van de 4° mei waren we bij gebrek aan elektriciteit al om negen uur naar bed gegaan. Tegen half elf werd er hevig op de deur gebonsd, wat Moe de kreet ontlokte: "Nu komen ze de jongens toch nog halen".We konden niet gauw genoeg meer in onze schuilplaatsen komen. Maar nee, het was collega Colvoort, die op de clandestiene radio had gehoord dat de Duitse bezetters in Nederland het capitulatiecontract hadden ondertekend in Wageningen. En hij moest en hij zou dat ons en de anderen vertellen. Op 5 mei werd dat officieel bekend. Het kantoor van 9 tot 10 open. Zondag 6 mei gingen de vlaggen uit. De broers waren te voet naar Baarn, waar dr. Haantjes preekte. Terug namen ze de weg langs paleis Soestdijk, waar overigens nog geen veranderingen waren. Maar toch, het was weer Nederlands. De vraag hoe en wanneer naar Texel drong zich natuurlijk op. Je verplaatsen langs doorgaande wegen van de ene gemeente naar de andere, was vanwege de geallieerde militairen, die met de ordehandhaving belast waren, niet toegestaan. De vrees voor verspreiding van besmettelijke ziekten was daarvan de reden. Ik moest me bovendien vrij maken van kantoor dat van lieverlee weer op toeren kwam, zij het nog rommelig en chaotisch soms. Er was een waarnemend directeur, die het ook niet zo in zijn vingers had en wat veel steunde op zijn personeel. Zo kreeg ik het vrij gemakkelijk voor mekaar dat ik van Hemelvaartsdag (10 mei) tot Pinksteren vrij kon krijgen. Nu eerst naar de Commandant van de Binnenlandse) S(trijdkrachten) in Soest om toestemming te vragen mijn woonplaats te mogen verlaten om naar Texel te gaan. "Je mag wel gaan, maar we hebben geen bevoegdheid buiten de eigen gemeente. Bij Laren zul je wel niet verder komen", aldus de reactie. Toch maar aan het waagstuk begonnen. Op het fietspad langs de autoweg, dat van Amsterdam (nog niet 2-baans) naar Baarn liep, stond bij de grensovergang naar Laren een BS-er te posten. Ik naderde hem bewust langzaam fietsend en zette mijn fiets iets voorbij hem tegen een boom. Maar aan enige conversatie kwamen we niet toe. Mijn BS-er zag wat verderop een Canadese militair die hem kennelijk meer boeide dan ik kon doen. Even de gang van zaken aangekeken, opgestapt en mijn weg vervolgd naar Amsterdam. De volgende grenspost lag bij Naarden. Het leek me verstandig te proberen in die stad bij een BS een vergunning te bemachtigen om verder te komen. De plaatselijke kantoorhouder van de PTT was de vader van een collega in Hilversum. Die zou ik kunnen inschakelen. Op het gemeentehuis van Naarden aangekomen, bleek men in discussie te zijn over de vraag wat te doen met de Amsterdammers die Het Gooi in wilden voor familiebezoek. De paar BS-ers aan de gemeentegrens zeiden: "Dat kunnen we niet aan, we houden ze gewoon niet tegen. Het zijn er veel te veel! Na overleg besloot men dan maar het hoofd in de schoot te leggen en de weg vrij te maken. Dat was ook voor mij het sein naar Amsterdam te 7

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2005 | | pagina 9