DE REIS VAN COR VIS NAAR TEXEL 5 'Toen mijn huidige vrouw en ik vlak na de bevrijdingherdenking van 2004 op Texel waren en zondag na de dienst in de doopsgezinde kerk koffie dronken, kwam het gesprek als vanzelf op de bevrijding en mijn verblijf op Texel vanaf januari tot half november 1944. Wat deed je hier, was de natuurlijke vraag. Ik was PTT ambtenaar van Hilversum naar Texel gestuurd op zgn. hulpverlening.' Zo begint de begeleidende brief van C. S. Vis bij zijn verhaal over zijn reis na de bevrijding om Trijnie Koorn op te zoeken. 'Op 3 april 1945 spraken Trijnie en ik met elkaar per telefoon. Dat was daags voor Pasen. Cor Inja preekte weer die Paasmorgen. Ook woensdag 4 april spraken we elkaar. Op haar verjaardag, 5 april, hadden we geen contact. Wellicht had ze geen dienst. Vrijdagochtend 6 april leed mijn poging haar voor haar verjaardag te bellen schipbreuk. Mijn agenda meldt: "Burg tevergeefs gebeld". Ik heb mijn pogingen herhaald, maar er was met Den Burg geen verbinding te krijgen. Onbegrijpelijk was dat. Maandagmiddag, ik zou me juist installeren om in de tuin te gaan lezen, kwam een boodschapper van de PTT me zeggen, dat Jo uit Amsterdam had gevraagd haar op te bellen op kantoor. Dat mocht wel even op de telefooncentrale boven het postkantoor. Elders, ook op het postkantoor, was bellen niet meer mogelijk. Ze zei me, dat ze me belde omdat er heel erg slechte berichten van Texel waren en dat zij gebeld was door een ambtenaar van het postkantoor Den Helder, die dat gedaan had op verzoek van Trijnie. Alle telefoonverbindingen met Texel waren verbroken. Het verzoek had de ambtenaar bereikt via een arts van het noodziekenhuis in Den Burg. Daar werkte hij overdag maar ~s nachts was hij in Den Helder. Tijdens de beschieting van Den Burg op 6 april had het huis van de ouders van Trijnie een voltreffer gekregen. Daardoor waren haar beide ouders en haar zus Marrie en broer Wim omgekomen. Trijnie zelf lag met ernstige verwondingen in het noodziekenhuis, maar leek nu buiten levensgevaar. De Georgiërs waren in opstand gekomen en hadden veel Duitsers afgemaakt. Ze zeiden dat men "vrij" was, maar de Nord- und Südbatterie waren nog steeds in Duitse handen en daarmee wilden ze de Georgiërs uit de dorpen verdrijven. (Den Burg op 6 april en De Waal op 7 april). Aanvankelijk zei Trijnie, dat het laatste schot haar familie had getroffen; later besefte ze dat ze buiten kennis was geraakt en latere schoten niet had gehoord. De mededelingen van Jo verbijsterden me uiteraard. Maar het was te veel om goed tot je door te laten dringen, en zo onwerkelijk, zo ver weg, zo onbereikbaar ver weg! Het was ook te veel om je te kunnen inleven wat Trijnie was overkomen en wat haar toestand wel moest zijn. Je zou ik wilde er dadelijk naar toe willen gaan, maar dat was uitgesloten. De oorlog liep op zijn eind. De Utrechtse Heuvelrug was bezet door de Duitsers, maar achter Amersfoort in de Gelderse Vallei zaten de bevrijders al. Af en toe viel er een (verdwaalde?) granaat op De Eng of de Julianalaan in Soest. Reizen was onmogelijk. Ik kon er niet heen, hoe graag ik ook wilde. En telefoneren? Een telefoon aan je bed in een ziekenhuis is aan het einde van de twintigste eeuw heel gewoon, maar was toen een onbekend fenomeen, nog afgezien van het feit dat het op Texel een noodziekenhuis was. Maar los van alles, de Georgiërs hadden ervoor gezorgd dat de telefoonverbindingen met de vaste wal onbruikbaar gemaakt waren.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2005 | | pagina 7