«li
Munten van Texel (1)
30
Bij het bespreken van de munten die ik in de
afgelopen tien jaar op Texel heb gevonden,
begin ik maar meteen met de oudste en
misschien wel meest bijzondere. Het is een
zogenaamd regenboogschoteltje uit de tijd
van de Kelten. De mensen die er vroeger
toevallig één vonden, dachten dat ze
ontstonden op de plaats waar de regenboog
de aarde raakt.
De afbeelding hierboven toont een gaaf
exemplaar, van de mijne hieronder is niet veel
meer over: sterk gecorrodeerd zoals zoveel
munten die worden aangetast door de zuren
in de grond en beschadigd door het bewerken
van het land, maar niet minder waardevol als
historisch document.
De juiste naam is triquentrum-stater, gemaakt
van zilver en biljoen (koper gelegeerd met een
kleine hoeveelheid goud en zilver). De
doorsnede is 17 mm. en ze zijn 6 a 7 gram
zwaar. Er is een vrij grote variatie aan tekens
en bijtekens bekend (ca. 25). Ze worden
voornamelijk gevonden in het gebied tussen
de grote rivieren, het is dus waarschijnlijk een
munt geslagen door en voor de Bataven in de
periode tussen 50 en 15 v. Chr. Hierna
hebben zij nog tientallen jaren gecirculeerd
wat blijkt uit het regelmatig voorkomen in
vrijwel alle Romeinse legerkampen langs de
grens, waarmee m.i. de oorsprong is
verklaard, aangezien ik hier vrij veel
Romeinse munten (ca. 100) heb gevonden.
In heel het Nederlandse gebied ten noorden
van de toenmalige Romeinse grens worden
hun munten teruggevonden. Er vond dus
duidelijk een intensieve handel plaats en ook
was er het gebruik dat de Romeinen soldaten
monsterden in het gebied dat zij bezetten,
wat het voordeel had dat die soldaten de taal,
het land en de gebruiken kenden van dat
gebied. Het vondstpatroon zoals dat hier op
Texel duidelijk wordt, komt overeen met dat
van Noord-Holland. Dit was dus in die tijd
een culturele eenheid, zoals ook uit de
geografie blijkt. Het zuiden van het eiland
was nog deel van de vaste wal en
verondersteld wordt dat er een inham was die
het zuidelijke en noordelijke deel van het
huidige eiland scheidde. De Rozendijk en het
Gerritslanderdijkje waren ongeveer de oevers
en de Roggesloot is misschien een restant van
het eind. Ik stel mij daar iets bij voor wat
tussen het Marsdiep en de Slufter in zit. Hier
konden dus flinke schepen binnenvaren en
dit bevorderde de handel natuurlijk enorm.
Deze inham is er geweest van ongeveer 200
voor tot 1000 na Christus. Hierna is hij
dichtgestoven. De Bleekersvallei is nog een
restant daarvan. De hoge zandgronden ten
zuiden van deze inham waren dus een
aantrekkelijke woonplaats voor de toenmalige
bewoners. Als ik op dat land loop stel ik mij
voor hoe het zicht op dat water is geweest en
als er dan een vreemd schip aankwam zal dat
heel wat beroering hebben gegeven.
Goederen en geld werden uitgewisseld en niet
zelden zullen hier vreemden hebben
gebivakkeerd. Hoe dan ook, het hele verhaal
zal wel nooit duidelijk worden, maar opeens
sta je met zo'n muntje in je hand; eerst dacht
ik dat ik het topje van een —dan wel zeer
forse- vingerhoed had gevonden, maar nadat
ik in de binnenkant het patroon van
concentrische cirkels ontdekte, wist ik meteen
wat het was. Op zó'n moment heb je dus