11 later werd De Waal beschoten, waarbij de Hervormde kerk eraan ging. Het was dat Trijnie, bedacht dat ze zou moeten vluchten, twee winterjassen over elkaar had aangetrokken tijdens de beschieting, anders was ze waarschijnlijk veel ernstiger verwond geraakt. De buitenste jas was doorzeefd met gaten van de granaatscherven, de tweede jas had ook veel gaten. De wonden zaten vooral in de linkerschouder (schouderblad voorboord) en in de arm. De achtergebleven scherven veroorzaakten veel bloedingen; die moesten operatief verwijderd worden. Omdat er spaarzaam stroom was, konden er weinig foto's worden gemaakt en daardoor verliep de operatie zeer moeizaam. Er werd slechts één foto gemaakt om een diepliggende scherf te kunnen verwijderen. Het is een wonder dat er geen slagader in de schouder is geraakt en het is even wonderbaarlijk dat Trijnie geen lichamelijk ongemak of handicap van de verwondingen heeft overgehouden. Omoe Roeper-Boonacker, die in een woninkje van de diaconie in de Waalderstraat woonde, niet ver van Wilhelminalaan 54, liep naar het huis van het dochter nadat de beschieting voorbij was. Gelukkig werd haar de aanblik bespaard, omdat de voordeur gebarricadeerd was geraakt. Zij verloor haar dochter, schoonzoon en twee van haar zes kleinkinderen. Maarten en Iet (in verwachting van Wim) vluchtten met Jan, die juist drie jaar was geworden, en tegenover de ouders aan de Wilhelminalaan woonden, ook het land in. Jan herinnert het zich nog. Maarten zou de volgende dag de verschrikkelijke ontdekking doen. De buurman trachtte hem tegen te houden toen hij de keuken wilde ingaan. "Doe dat niet, die ontstellende aanblik raak je nooit meer kwijt. Bewaar het beeld van je ouders zoals je dat nu hebt. Ze moeten op slag dood zijn geweest". Maarten moet een vreselijke tijd hebben gehad. Hij stond overal alleen voor. In overleg met de predikanten zijn de protestantse slachtoffers gezamenlijk, na een rouwdienst, in de doopsgezinde kerk begraven. De hervormde kerk was ook getroffen door het granaatvuur en tijdelijk buiten gebruik gesteld. Maarten moest en wilde de lijkkisten zelf maken en heeft gedurende enkele weken niet kunnen praten. Trijnie had daar geen weet van hoewel Maarten wel met haar heeft overlegd; er moest snel besloten worden. Er moest ook worden beslist waar men zou kunnen gaan wonen. Het ouderlijk huis met de timmermanswerkplaats lag voor de hand. Besloten werd om de achterzijde van het huis te herstellen, want verder was er nauwelijks schade. Toen ik op Texel aankwam was de verhuizing voltooid. Uiteraard was ik zo veel mogelijk in het ziekenhuis, waar ook die week nog weer diepliggende scherven werden verwijderd. Vrijdag daarop heb ik in de rij moeten staan voor een document voor de terugreis. Het afscheid was moeilijk. Zo begon ik op zaterdag 19 mei met de terugtocht. Een deel van de reis reden we met een groepje en het lukte me de tocht in één dag te volbrengen. In één week was er heel wat verbeterd ten aanzien van de bewegingsvrijheid. Na deze tocht waren mijn banden tot op de draad versleten. Het was pas in juli dat Trijnie het ziekenhuis kon verlaten. In de Wilhelminalaan trof ze niet meer haar ouderlijk huis en dat was een psychische schok voor haar. Ze hoopte thuis te komen, maar dat was er niet meer. Niet lang daarna hebben mijn moeder en ik haar in Den Helder met een taxi opgehaald en kwam

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2005 | | pagina 13