Oudeschild. Zo kwam ik met de vrijwel lege boot op Texel aan. Naar Den Burg fietsen was het restje van vier dagen onderweg. In Den Burg ontmoette ik Iet, de vrouw van Maarten Koorn, die juist uit het noodziekenhuis kwam. Ze ging terug om Trijnie mijn komst aan te kondigen. Anders zou ze misschien te zeer geschokt zijn. De ontmoeting kan ik niet goed beschrijven. Het was heel anders dan ik voor mogelijk had gehouden. Trijnie kon haar linkerarm niet gebruiken. In haar schouder en bovenarm zaten de verwondingen en ook nog een aantal granaatscherven. Toen de volgende dag de Nederlandse vlaggen werden uitgestoken, reden we haar bed naar het raam, opdat ze ze aan de Kogerstraat kon zien wapperen. Men had hiermee tot de komst van de Canadezen gewacht. De Kogerstraat werd de vrijdag daarop een rampgebied. Een Duitse vrachtauto met munitie ontplofte en de omringende huizen werden door rondvliegende granaten getroffen en vlogen in brand. Het was allemaal vanuit de kamer van Trijnie te zien. Van het gebeuren op de 6C april kreeg ik nu de details te horen. De Georgiërs hadden gezegd: "Je bent vrij", en maakten een V- teken. Ze riepen de mannen van de BS op en vroegen de weerbare mannen om naar "Texla" te komen. Daar werd maar ten dele aan voldaan. Maar bij het begin van de beschieting trok men snel huiswaarts. De moeder van Trijnie had 's morgens nog een Duitser zien voorbij fietsen en zei dus dat niet alle Duitsers weg waren. Even verder werd de Georgiër doodgeschoten. Toen de beschieting begon, zocht de familie Koorn beschutting in de kelder, die vanuit de keuken bereikbaar was. Dat was een redelijk veilige plaats, ongeveer onder de trap naar de eerste verdieping. Waren ze daar maar gebleven! De verhalen van Rotterdam mei 1940 overwegend van het onder water lopen van kelders door gesprongen waterleidingen, zijn ze in de keuken gaan zitten. Ook Hans de Jong was er en Wim nog maar kort geleden uit Assen teruggekeerd. Die bijkeuken kreeg een voltreffer met het noodlottige gevolg. Trijnie, bijgekomen uit haar bewusteloosheid, zag haar familieleden verwond en gedood om zich heen liggen. "Ik miste Hans niet", zei ze later. Na het einde van de beschieting vluchtte iedereen het land in, ook Trijnie ging het huis uit, bleef bij een tuunwöltje zitten en kon moeilijk verder vanwege haar verwondingen in schouder en bovenbeen en zei tegen Aagje: "Bij ons is alles dood"! Ze wilde niet verder meer. Aagje en de anderen hebben haar ondersteund en meegenomen naar de boerderij "Welbedacht", iets buiten het dorp. Die boerderij was al vol vluchtelingen. De bewoners van de boerderij ik ben de naam kwijt hebben zich enorm uitgesloofd, vooral de boerin. [In de oorlog woonde daar Cornelis Jacobsz Witte, die in 1934 getrouwd was met Margaretha Cornelisd. van Heerwaarde; Cornelis werkte met zijn broer IJsbrandt Witte onder de naam Gebroeders Witte. (Boerderijenboek, pag 353 L.)]. De wijkverpleegster kwam naar de gewonden kijken om hen, waar mogelijk, te verzorgen. Over Trijnie zei ze tegen de boerin:"Ik weet niet of ze de morgen haalt; ze heeft veel verwondingen en ik kan daar nu niets aan doen hier; geef haar elk uur maar een glas melk". Dat deed de boerin. De volgende morgen werd Trijnie tegen tienen naar het noodziekenhuis gebracht om haar verwondingen te laten verzorgen. Ze werd juist op een platte wagen geladen toen de ambulance langs kwam om Trijnie op te halen. Alle ruiten kapot en een zwaar bewapende Duitse soldaat voorin, zo reden ze via De Waal naar de Westerweg. Een uur 10

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2005 | | pagina 12