Verschillende duivenrassen door de mens uit één stamvorm gefokt. Hoe groot ook de verschillen zijn; de tamme rassen stammen alle af van wilde rassen. De natuur zorgt voor kleine wijzigingen, maar de mens stapelt die wijzigingen op in een richting die in zijn voordeel is. De mens kiest welke planten- of dierenouderparen gekruist worden. Op deze wijze bepaalt de fokker door teeltkeus wie met wie paart en zo creëert hij rassen, die voor hem nuttig zijn. Er zijn vele veefokkers geweest, die er in één mensenleeftijd in geslaagd zijn om sommige rassen, van runderen of van schapen te wijzigen. Ook in de natuur ontstaan nieuwe rassen en soorten door langzame verandering. Toen Darwin omstreeks 1839, meer dan 165 jaar geleden de Galapagos archipel bezocht, (een eilanden groep met tien hoofdeilanden voor de kust van Zuid- Amerika) bestudeerde hij op ieder eiland vele dieren. Hij trof daar op elk eiland vogels aan, die onmiskenbaar vinken waren. Maar op ieder eiland zagen ze er toch weer net iets anders uit. Ze hadden o.a. andere snavels. Op de verschillende eilanden heersten andere omstandigheden, groeiden andere planten en daar moesten de vogels zich mee voeden. Via natuurlijke selectie pasten hun snavels zich zodanig aan, dat ze van dat andere voedsel konden leven. Oorspronkelijk kwamen die vinken van het vasteland van Zuid-Amerika en bevolkten ze van daaruit deze geïsoleerde Galapagos eilandengroep. Hier evolueerden de vinken zich in verschillende richtingen. Ze groeiden op elk afzonderlijk eiland zodanig uit elkaar, dat er nieuwe soorten ontstonden. Zo geïsoleerd levend, sexueel gescheiden, plantten ze zich niet voort met vinken van een ander eiland. Ontstond er ergens een kleine verandering, dan bleef die verandering in de groep op het eiland. Langzaamaan groeiden de groepen vinken uit elkaar, de isolatie, het niet meer voortplanten met andere verwante groepen, was en is een belangrijke factor in het ontstaan bij nieuwe rassen en soorten. (Ook de geïsoleerd eilandpositie van Texel bleek een voordeel bij het vormen van een stabiel verbeterd schapenras, zie 4.10.) Men moet zich wel realiseren dat in die tijd niet bekend was hoe allerlei eigenschappen van ouderdieren overgedragen werden op hun nageslacht. Ook was niet bekend hoe nieuwe eigenschappen (later "mutaties" genoemd) ontstaan. 4.8. De erfelijkheidsleer Al in 1865 had in Oostenrijk een Augustijner pater Georg Mendel een verhandeling geschreven over vele experimenten die hij uitgevoerd had, waaruit bleek dat het overerven van bepaalde eigenschappen, volgens heel duidelijke regels verliep. 22

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2005 | | pagina 24