De laatste plaggenhutten
Eeuwenlang leefden de meeste mensen
in woningen, gemaakt van wat in de
omgeving te vinden was; in Holland
dus hout, riet, plaggen of zoden;
bakstenen waren duur. In de steden
werd steenbouw toegepast met het oog
op brandgevaar. Meestal gaat er een
grote brand aan vooraf.
Texelse boerderijen bestonden ook voor
een groot deel uit hout en riet, alleen
de buitenmuren waren opgebouwd uit
steen, de dragende constructie van het
vierkant was vaak van scheepsmasten.
De minder welgestelden woonden in
een 'zooien' huis, waarbij de wanden
van plaggen waren. De dakspanten
kwamen van het strand; bij de hut
van de oude Pagga waren daarvoor
roeispanen gebruikt. (De boer een
mast, de knecht een roeispaan...?)
Citaat uit het Vlielandboek: ...de
primitieve woningbouw.de plaggenhut,
de plaggen gestoken in het duin oj
gehaald uit het aangeslibde land... De
vloeren waren betymertof ook wel
belegd met zoden, 'groot en viercant,
omtrent twee voet breet en twee voet
lanck en over de drie vingers dick'.
Soortgelijke zoden werden gebruikt
voor de wanden.en de zodenbanken
buiten het huis. Ook de dakbedekking
bestond uitzoden, deze waren 'driecant,
elcke zijde is breet omtrent vijf oj zes
vingeren'. [D. Vermeulen: 'Op zoek
naar Vlielands verleden'.]
Deze huizen waren niet zo
oncomfortabel als men wel denkt, de
beelden uit Drenthe gelden niet voor
de kust. Men had hier de beschikking
over juthout, zodat de boel netjes
met hout betimmerd kon worden
binnenwerks. De dikke zoden wand gaf
een prima isolatie. Meestal betrof het
een éénkamerwoning met bedsteden.
Een open haard voor verwarming en
koken, water uit de regenton of kolk.
Rond de Westermient stonden verschil
lende plaggenhutten. Er was het hok
van Wouter, tot ca. 1880, het hok van
Gerrit Leen bij de Fonteinsnol tot ca.
1890. Op de kaart van 1899 is zijn hok
overwoekerd getekend. Op het Ruige
Landje stond de hut van de familie
Mulder. Willem Mulder bouwde rond
1885 het stenen huisje, dat er nu nog
staat. Trijntje en Jantje Mulder (*1877
en 1878) vertelden daarover aan hun
kinderen (Maas en De Porto). Bij Windy
Ridge stond voorheen een plaggenhut.
Klaas Dirksz Maas en Aaltje Hendriks
van Heerwaarden bouwden het witte
huisje. (Aan de muur te zien is het
later nog vergroot.) De plaggenhut die
het meest bekend is gebleven, stond op
de Gortersmient bij de Randweg, waar
Cornelis IJsbrandtsz Gorter (bijnaam
Pagga) en Antje Jans Dekker woonden.
Ze kregen er tussen 1866 en 1873
zeven kinderen, slechts één bleef in
leven. In 1908 waren ze te oud om daar
nog te blijven. De hut bleef tot rond
1930 in gebruik als schaftkeet voor
de werknemers van Staatsbosbeheer,
daarna afgegraven en opgeruimd.
Het huis van Frans Stark bij de Zanddijk
in Eierland was een plaggenwoning
met een stenen voorgevel en de familie
Spigt in het Kogerveld had een stenen
huisje, waar ter gelegenheid van de
geboorte van het elfde kind Meijert
in 1907 een plaggenkamer met helm
gedekt werd aangebouwd. Meijert
Spigt kon beschouwd worden als de
laatste Texelaar die geboren werd in
een zooien huis. Hij zegt zelf: 'Ik ben
geboren in een plaggenhut en nu woon
ik in een paleis'. (Aan de Boogerd in
Den Burg.) Een tevreden mens. En die
paggenhutbouwers van vroeger zouden
het met hem eens zijn.
Irene Maas
(illustraties op pagina 28)
27