in de gang stond een lampje, dat niet de gang, maar de straat verlichtte en zo was het in alle huizen. We zaten bij elkaar in de donkere voorkamer te wachten wat er zou gaan gebeuren. Eerst kwamen de straatvegers, die we hadden horen aankomen. Het was een potsierlijk gezicht. Het waren grote jongens met babymombakkesen voor en net voor ons huis kregen ze met de ketting een jongen te pakken, die de allergekste sprongen maakte om te ontsnappen, wat hem tenslotte gelukte. Dan verscheen een groep Pierrots, die mal heen en weer sprongen, nu en dan grimassen tegen ons maakten en probeerden naar binnen te komen. En daar St. Nicolaas zelf, een heel stokoude man, klein en gebogen en naast hem een grote zwarte Piet met een zak op de rug. Wat de Pierrots niet gelukte, gelukte hem; zij kwamen binnen en wij kropen weg achter moeders stoel. Dat hielp ons niet, hij riep ons, wij moesten een versje opzeggen en kregen ieder een boek en lekkers van hem. We hoorden een vreselijk gerommel op de zoldertrap, op zolder en daar rolde door een oud schoorsteengat een massa lekkers naar beneden, waar we om ~t hardst naar grabbelden en we riepen zo luid als we konden: "Dankje, zwarte Piet". We hoorden hem lachen en weglopen. Nu klonk er buiten muziek, we drukten onze neuzen tegen het raam en zagen in de verte een versierde wagen aankomen met vier paarden er voor en helder verlicht door toortsen en lantaarns. Op de paarden zaten herauten met lange toeters, waarop ze lustig bliezenals de stoet niet stilstond Op de wagen stond: een kletsbord met allerlei tekeningen. Als iemand op Texel wat mals had uitgevoerd, dan kon hij er zeker van zijn, dat het met Sinterklaas op het kletsbord kwam. Een harlekijn met een lange stok wees de taferelen aan en zong er luidkeels bij wat ze betekenden, terwijl de anderen het refrein meezongen "In het Noorden van ons eiland", begon nu het verhaal van een man, die al zes maal getrouwd geweest was en nu beloofd had het niet meer te zullen doen. Hij hield z'n belofte niet en tuimelde op de thuisweg met wagen en al in de sloot. Daar achter reed nog een wagen met een reddingsboot er op en 6 roeiers er in met oliejas en zuidwester. Een gejuich ging op, als ze verschenen, want dat moesten de redders van de schipbreukelingen voorstellen, die onlangs bij Cocksdorp zo dapper waren opgetreden. Ook wij juichten mee, want van vader en Willem, die alles gezien hadden en nog meegeholpen hadden om de boot in zee te duwen, wisten we hoeveel heldenmoed daarvoor nodig was geweest. Ten slotte kwam er een wagen met zeven reusachtige pannekoeken; naar boven toe werden ze kleiner. De Zevenpannekoekenberg, juichten wij allemaal, zo noemden ze de top van de hoge berg. Eindelijk was de stoet voorbij. "En nu naar bed", zei moeder. Maar dat ging nog niet zo gauw, want eerst moesten nog de mandjes worden opgezet. De volgende dag was het zoekertjesdag! 26

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2004 | | pagina 28