Veel herinner ik met niet van die lange reis, alleen dat er aan ~t eind van de kade in Gouda een steenwinkel was, waar moeder groenstenen potten en pannen kocht voor ons serviesje en toen we in donker in Amsterdam kwamen, we verbaasd waren over al die lichtjes en dachten dat de mensen wieltjes onder hun schoenen hadden, zó hard liepen ze! Maar de verhalen van schipper Rab herinner ik me nog duidelijk. Als hij het roer aan Jacob overgegeven had, kwam hij bij ons zitten en stak van wal. Hij vertelde honderd uit over de heerlijkheden van Texel: over de wandelingen naar de duinen, naar het strand bij de Koog, naar de hoge berg en de Zandkuil en over al de feesten, die er gevierd werden. En dat waren er niet weinige! De Palmpasen, de luilak voor Pinkster, het dansen om een kaarsje, de Meierblis, St. Maarten, de kermis en dan het St. Nic. Feest, dat nergens zó mooi gevierd werd als op Texel. Natuurlijk sneden wij ook wel op over Sas van Gent, waar we met onze verjaardag een koek op de arm kregen, als we naar school gingen. Over de oude mannen en vrouwendag, als we zó verkleed naar school gingen en daar allerlei spelletjes speelden; op Opsluitertjesdag, als vader en moeder niet in de kamer mochten komen, voor ze beloofd hadden te zullen tracteren. Ook op school speelden we dat en ik zie nog de zusters, we gingen op de katholieke bewaarschool, over het plein vliegen om een andere deur te proberen, natuurlijk vloog de hele troep kinderen daarheen, om die gesloten te houden. En eindelijk lag Texel voor ons. Het leek ons wel een tovereiland en zo zag het er uit ook. De weilanden waren niet door hekken of sloten afgescheiden, maar door hoogten, tünen noemden ze die; daardoor leek alles in vlakjes verdeeld. Omringd was het door duinen en dijken en in het midden ongeveer stak een bosje omhoog, dat de Hoge Berg bedekte. Schipper Rab had niets te veel verteld, het was een heerlijk eiland voor kinderen! Al vrij spoedig naderde het St. Nic. Feest. De dag daarna vierden onze ouders hun koperen bruiloft. Meester meende, dat we dan een vers moesten opzeggen en nog die laatste middag moesten wij in school komen om te repeteren. Dat vlotte niet erg, telkens keken we uit het raam. Daar vloog Willem op de bank en riep: "Daar heb je een Sinterklaasje". Nu was er geen houden meer aan, dat begreep meester ook wel en hij liet ons gaan met een lach. We stoven naar huis, waar moeder onze verkleedpakjes en mombakken al klaar gelegd had. In een paar minuten waren we klaar en slopen heel voorzichtig de achterpoort uit. Niemand mocht zien uit welk huisje je kwam en achter was een stille weg zonder overburen. Wat was het enig, een beetje luguber ook wel! We kenden onze eigen vriendjes en vriendinnetjes niet en alles leek zo onwezenlijk. En dan die rare mombakken soms. Maar je kon doen wat je wou. Overal inlopen waar maar een deur los was, grapjes uithalen, zingen zo luid als je maar wilde, je voelde een soort vrijheidsroes over je komen en natuurlijk werd op alle mogelijke manieren geprobeerd om er achter te komen, wie je was. Heel lang duurde de pret voor de kleintjes niet. Zodra het donker was, om 5 uur al, moesten we maken dat we thuis kwamen. Moeder stuurde ons daarna nog op ~n boodschap uit, gelukkig ging het dienstmeisje mee. Op de terugweg hoorden we in de verte een vervaarlijk gerinkel. "Daar heb je de straatvegers", gilden we en we renden naar huis. Dat waren de mannen, die met grote bezems en lange kettingen de kinderen van de straat veegden. Thuis was het ook al wonderlijk. De lampen werden niet opgestoken, alleen boven de voordeur 25

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2004 | | pagina 27