De opperstrandvonder was op "Het
Eijerland". Deze lucratieve functie
werd vervuld door Hendrik van Lit,
een Amsterdammer, die een groot huis
bezat en bewoonde op Gravenstraat 20
in Den Burg.
Of hij toen verbleef op het "Eijerlandse
Huis", ook wel genoemd "Het Gemeene
Landhuis", werd niet duidelijk. Er
woonde daar geen kastelein meer.
Van Lit had twee opdrachten:
Voorzorgsmaatregelen te nemen
voor de goederen, die aan de
wal zouden komen, in geval het
schip zou breken
Niets te verzuimen om besmet
tingsgevaar te voorkomen.
Reinbach wees nog op het gemis van
een gewapend vaartuig, dat in eerder
jaren steeds in de Rogsloot heeft
gelegen.
[zie: Kanonneerboot in de Rogsloot
1811 in no. 16 van ons blad, september
1990.]
Hij vond zo'n vaartuig ook in 1831
nuttig en nodig.
Op Texel was sinds 1825 maar één
reddingboot, die bij Den Hoorn was
gestationeerd.
Opvallend is wel, dat hij over de redding
van de resterende mensen, waaronder
de kapitein, en de problemen aan boord
niets vermeldde.
Het eerste deel van dit artikel is pas
later genoteerd. In "Tabelle edelmoedige
bedrijven" werd het verhaal eerst op
de 13e december van het jaar 1932
opgeschreven.
Van de dappere "zeeridders" konden de
volgende persoonlijke gegevens worden
achterhaald:
JAN SIJBRANDSZ KUIJPER (Kuiper),
werd in 1771 te Oosterend geboren en
hij trouwde in 1804 met Neeltje Gerrits
Vlaming (1778-1811).
Jan was een zoon van Sijbrand Tjalfsz
Kuijper en Martje Jans KUIPER.
Zij woonden op Oost en kregen vier
zonen:
Simon *1806 Oost +1815 Oosterend
Gerrit *1808 Oost +1898 Oudeschild
Sijbrand *1811 Oost +1869 Zaandam
Pieter *1811 Oost +1811 Oost
Neeltje stierf op 21 december 1811,
ruim 6 weken na de geboorte en dood
van Pieter.
Jan Sijbrandsz hertrouwde in 1813
met Antje Jans SLOT (1771-1828),
de weduwe van Cornelis Pietersz
MULDER 1774-1811) .Dit huwelijk was
kinderloos. Zij woonden op Kerkstraat
5 te Oosterend. Jan Sijbrandsz kwam
hier inwonen met zijn drie zoons.
[HVT blad no. 11 - pag.5.- pand met
sectienummer 75.] In 1830 hadden
Jan Sijbrandsz Kuijper en zoon Gerrit
de hulp van een 19-jarige dienstbode,
Jantje S(iets) BAKKER. De uitspraak
van Jan: "Mijne zoons verdienen hun
eigen brood" is dus wat overdreven.
Jacob Jansz DRIJVER (1790-1868)
was in 1817 gehuwd met Antje Simons
VLAMING, (1797-1836) Oost. In
dit gezin zijn tien kinderen geboren,
waarvan de oudste in 1821 was
overleden en het laatste kind, Teunis,
in 1835 werd geboren. Binnen vier
maanden overleed Antje Vlaming. Zij
woonden steeds op Oost in het huis
met nummer 231. Via een dochter zijn
er nakomelingen in de Familie Vonk en
de familie Timmer.
Jan Pietersz KUIPER werd in 1792 in
Den Hoorn geboren en was een zoon
van Pieter Jansz Kuiper en Wijntje
Cornelis Boon. In 1830 woonde Pieter,
loods (weduwnaar sinds 1803) in het
huis Klif 31. Jan Pietersz was in 1818
getrouwd met Fijtje Jacobs DOGGER
(1794-1848). In het bevolkingsregister
wordt zij 'Frouwtje' genoemd. Dit
echtpaar woonde met hun 6 kinderen
op Oost in een huis met nummer
212/213, dat waarschijnlijk toen door
twee gezinnen werd bewoond.
Gerrit Jansz Kuijper (1808-1898)
was op 1 mei 1831 in het huwelijk
getreden met Hendrikje Cornelis
LIST (1807-1884). Zij werd ook
wel Heintje genoemd en was de
17